laten
huren om den moordenaar onschadelijk te maken. Geld was geen bezwaar. De
verzoeking was groot. Reeds half meegesleept zag hij nog eenmaal naar
het arme slachtoffer, dat daar bleek en roerloos nederlag. Daar viel hem
iets in.
--Thor, wat heeft Messala u gegeven om mij te dooden?
--Duizend sestertien.
--Gij zult ze hebben, en als gij nu doen wilt wat ik u vraag, zal ik er
nog drieduizend bij doen.
De reus dacht overluid: Gisteren heb ik vijfduizend gewonnen, van den
Romein duizend, dat is zesduizend.--Geef mij vierduizend, goede Arrius,
vierduizend en dan zal ik alles voor u doen, wat gij verlangt. Geef mij
vier en ik zal dien bedriegelijken Messala dooden. Ik heb mijn hand maar
op zijn mond te houden ... zoo.
Hij verduidelijkte zijn voorstel door zijne hand op zijn eigen mond te
drukken.
--Ik begrijp u, zeide Ben-Hur, tienduizend sestertien is een mooie som.
Zij stelt u in staat om naar Rome terug te gaan en een taveerne te
openen bij den grooten circus, en daar te leven zooals den beroemsten
schermmeester betaamt! 't Zij zoo. Ik zal u vierduizend geven en dat
geld kunt gij verdienen zonder uwe handen met bloed te bezoedelen.
Luister. Uw vriend leek sprekend op mij, niet waar?
--Ja, men zou zeggen twee appelen van een boom.
--Welnu, ik zal zijn tunica aandoen, en hem mijne kleeren aantrekken.
Dan gaan we samen heen, en gij hebt uwe sestertien.
Thor lachte dat hij schudde. Nog nooit werden tienduizend sestertien zoo
gemakkelijk gewonnen! Een taveerne bij den grooten circus, en dat door
een leugen te vertellen zonder een enkelen droppel bloed te vergieten!
Geef mij uwe hand, zoon van Arrius, en als gij weer terugkomt in Rome,
vergeet dan niet naar de taveerne van Thor den Noorman te vragen, want,
bij de bliksems van Wodan! ik zal u het beste voorzetten wat mijn kelder
bevat.
Nu werden de kleederen verwisseld, en toen Ben-Hur den jonkman daar zag
liggen in zijn eigen Joodsch gewaad, was hij voldaan. De gelijkenis was
treffend. Als Thor zijn woord hield zou dit bedrog nooit uitkomen.
Toen alles afgeloopen was tikte de Noor tegen de vleugeldeuren, die
opnieuw onhoorbaar geopend werden, en gezamelijk gingen zij naar buiten.
Bij het scheiden zeide Thor nogmaals: Mogen de goden u geleiden en
behoeden, zoon van Arrius! en verzuim niet bij uw terugkeer in Rome de
taveerne van Thor te bezoeken!
* * * * *
Dien avond deelde Ben-Hur zijnen vriend Simonides alles mede
|