aurus te Tusculum.
Nog altijd in droomerige stemming ging Ben-Hur van het een naar het
ander, bekoord door alles wat hij zag. Het hinderde hem niet dat hij een
poos moest wachten. Als Iras gereed was zou zij wel komen, of hem tot
zich laten roepen. In ieder deftig Romeinsch huis was het atrium de
plaats, waar men bezoekers ontving. Twee-, driemaal wandelde hij het
vertrek rond, stond stil onder de opening in de zoldering, en keek
peinzend naar de blauwe lucht boven zijn hoofd. Leunende tegen een
pilaar bestudeerde hij de afwisseling van licht en schaduw, maar nog
kwam er niemand. De tijd begon hem eindelijk lang te vallen ... waarom
kwam Iras niet? Weer beschouwde hij de mozaieken op den grond, maar zij
boeiden hem niet zooals straks. Gedurig hief hij het hoofd op om te
luisteren, langzamerhand begon hij ongeduldig te worden, en ten laatste
trof hem de doodelijke stilte, die in het huis heerschte. Deze maakte
hem onrustig en achterdochtig. Hij wilde er niet aan toegeven, lachte om
zijne dwaasheid, en zette zich nogmaals neer om een kandelaar te
bewonderen, zoo sierlijk en kunstig als hij nimmer gezien had. Maar de
stilte werd voel- en hoorbaar. Hij luisterde terwijl hij den kandelaar
bekeek, hij luisterde of hij niet een stap hoorde ... maar alles bleef
stil, het paleis scheen uitgestorven te zijn.
Kon het misschien een vergissing wezen? Neen, de bode had gezegd, dat de
Egyptische hem zond, en dit was het paleis Idernee. Nu herinnerde hij
zich op eens, hoe geheimzinnig de deur was opengegaan, zoo geruischloos,
zoo vanzelf. Dat zou hij eens onderzoeken.
Hij ging er heen. Hoe zacht hij ook liep, toch weerklonken zijne
voetstappen. Hij werd er zenuwachtig van. Het slot gehoorzaamde niet bij
zijn eerste voorzichtige poging om de deur te openen. Bij de tweede
beproefde hij het met alle macht; maar tevergeefs, de deur bleef
gesloten. Een voorgevoel van naderend onheil maakte zich van hem
meester, en hij bleef besluiteloos staan.
Wie in Antiochie kon hem kwaad willen doen?
Messala!
En dit paleis? De vestibule was Egyptisch, de portiek Grieksch, maar
hier, in dit atrium, zag hij Rome. Alles rondom hem verried, dat een
Romein de eigenaar was. Plotseling veranderde het schoone atrium voor
hem van gedaante. Het was een val.
Links en rechts waren verscheidene deuren, die waarschijnlijk tot
slaapkamers leidden. Hij trachtte ze te openen, maar zij waren alle
afgesloten. Zou hij kloppen? Neen, hij schaamde zich alarm te
|