aderden het touw gelijktijdig. Daar werd het signaal
geblazen, het touw viel neer en geen minuut te vroeg, want reeds sloeg,
toen het viel, de hoef van een van Messala's paarden er tegen. Volstrekt
niet verschrikt vierde de Romein de teugels en met een luiden jubelkreet
nam hij de veelbegeerde baan naast den muur in bezit.
--Jupiter met ons! Jupiter met ons! schreeuwden de Romeinen, buiten
zichzelven van vreugde.
Toen Messala inreed greep de bronzen leeuwenkop aan het einde van zijne
as den voorpoot van het bijdehandsche paard des Atheners, zoodat het
tegen zijnen buurman viel. Beide wankelden, steigerden en versperden
daardoor den weg. De duizenden hielden ontzet den adem in, alleen van de
tribune, waar de consul zat, herhaalde zich het vreugdegejuich.
--Jupiter met ons! riep Drusus zoo hard hij kon.
--Hij wint, hij wint! Jupiter met ons! schreeuwden zijne makkers, toen
zij Messala vooruit zagen schieten.
De zoo ongelukkig opgehouden Athener had nu alleen nog den Corinthier
aan zijne rechterhand en wilde zijn vierspan daarheen sturen, maar het
ongeluk vervolgde hem. Het wiel van den Byzantijner, die ter linkerzijde
reed, trof het achterste rad van zijn wagen, zoodat hij kantelde. Een
luid gekraak, een kreet van woede en smart, en daar lag de arme
Cleanthes onder de hoeven zijner eigene paarden! 't Was een
ijzingwekkend schouwspel. Esther bedekte zich het gelaat met de handen.
Voort vlogen de Corinthier, de Byzantijner, de Sidonier. Sanballat zag
naar Ben-Hur en wendde zich toen tot Drusus en zijne vrienden.
--Honderd sestertien op den Jood! riep hij.
--Aangenomen! antwoordde Drusus.
--Nog eens honderd sestertien op den Jood! riep Sanballat weder.
Niemand scheen hem te hooren. Zij hadden al hunne aandacht noodig voor
hetgeen in de renbaan gebeurde en riepen tot heesch wordens toe:
Messala! Messala! Jupiter met ons!
Toen Esther zich vermande om weer op te zien, waren eenige mannen bezig
met het wegvoeren van de paarden en het gebroken wagentje. Andere
droegen den gewonde uit de arena, terwijl de aanwezige Grieken zich luid
beklaagden en om wraak riepen. Daar zag Esther op eenmaal Ben-Hur met
den Romein samen op een lijn. Hen volgden op den voet de drie overigen:
de Sidonier, de Corinthier, en de Byzantijner. De wedren was in vollen
gang. De duizenden hingen in gespannen verwachting over de balustrades.
* * * * *
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
DE WEDREN.
Zooal
|