meer voor mij als een beschamende
herinnering."
"Waarom? Onzin!"
"Laat ons daar niet meer over spreken." verzocht Lewin; "vergeef mij,
indien ik grof tegen je was. Ge zijt toch niet boos, Stiwa? Kom, wees
niet boos op me," zeide hij vriendelijk en drukte hem de hand. Nu hij
zijn hart eens lucht had gegeven, was hij weer in dezelfde stemming
als des voormiddags.
"Ik ben in het geheel niet boos, in het minst niet; ik heb daar ook
geen reden voor. Ik ben blijde, dat we eens vertrouwelijk gesproken
hebben. Maar weet je, die plaats in het bosch moet 's morgens vroeg
al zeer goed zijn. Zullen we er heen rijden? Dan zou ik vroeg opstaan
en van het jachtterrein onmiddellijk naar het station kunnen rijden."
"Dat is best!"
XVI.
In weerwil dat Wronsky's innerlijk leven geheel door zijn hartstocht
was ingenomen, rolde zijn ander leven in het gewone spoor der militaire
belangen en die van het conversatieleven onveranderd daarheen. Zijn
regiment was hem lief en hij was daarin ook bemind; en meer dan dat,
men achtte hem en was trotsch op hem, te meer, daar men wist, dat
hij, door zijn buitengewonen rijkdom, zijn uitstekende, zorgvuldige
opvoeding en beschaving zich den weg tot de hoogste maatschappelijke
eereplaatsen zag geopend, maar dat hij dat alles klein achtte en met
zijn hart slechts aan zijn regiment en zijn kameraden hing. Wronsky
was zich deze goede meening zijner kameraden wel bewust en gevoelde
zich daarom te meer verplicht die meening te behouden.
Natuurlijk sprak hij met geen zijner kameraden van zijn liefde en
verried ze ook niet bij de vroolijkste feestgelagen, te meer daar hij
nimmer zooveel dronk, dat hij de heerschappij over zich zelf verloor,
en als eens iemand onbedacht op zijn liefdesbetrekking zinspeelde,
wist hij hem spoedig den mond te stoppen. Evenwel was zijn liaison
door de geheele stad bekend; allen wisten meer of minder van zijn
verhouding tot mevrouw Karenin. De jonge mannen benijdden hem er om,
te meer, daar Karenin zulk een hooge maatschappelijke positie innam
en derhalve deze liaison in de groote wereld des te meer opzien baarde.
Ook vele jonge vrouwen benijdden Anna; andere, die het al lang niet
meer hadden kunnen verdragen, dat men steeds hare strenge ingetogenheid
roemde, verheugden zich over haar vermoedens en verbeidden nu den
vroeg of laat te wachten omkeer der openbare meening, om zich dan met
het geheele gewicht harer verachting op haar te kunnen storten; zij
hielde
|