n zijn
klein-menschelijk onderwerp en daardoor juist zoo prachtig erboven; zoo
ontvangend en gevend het leven in eenen tocht.
[p.64] Naar de taal in engeren zin, als kunsttaal, als plastisch
materiaal, als rijkdom van eenig-juist beeldende woorden, daar moet ge
bij dezen ouwerwetsch-modeme eigenlijk heelemaal niet naar kijken. Want
o ho! dan ziet ge wel heel duidelijk dat toen ten jare '80 dat lustige
stormzeetje van De Nieuwe Gids Holland zooveel nieuwen rijkdom
binnenbracht, de stad Haspels aan een leelijk-verzande haven moet hebben
gelegen....--
Sept. '14.
* * * * *
[p.65] CORNELIS VETH: GIDS VOOR PADVINDERS, PRIKKEL-IDYLLEN VI
De heer Veth heeft door het schrijven zijner Prikkel-Idyllen onze
literatuur met een bezit verrijkt, waarmede deze deftig-ernstige, dunkt
mij, wel nimmer zal gedroomd hebben nog eens in haar rechtlijnige,
streng-gebeeldhouwde hollandsche-kast te mogen pronken.--Zeker, wij
hebben meer goedlachsche spotters gehad, maar hoe vaak was, in den
nieuweren tijd, dan niet alleen het genre, maar ook de geest
geimporteerd! De heer Veth deed beter: het uitheemsche genre ter
verrijking van eigen literatuurschat aanvaardend, begreep hij, dat er
van eenige werkelijke en blijvende winste geen sprake zou kunnen zijn,
zoo hij het niet herschiep door en in eigen geest. Het geluk begunstigt
vaak den moedige. Zou het hemzelf niet meegevallen zijn, dat die geest,
eens aan het werk getogen, zoo kostelijk on-hollandsch bleek in zijn
schaterend-mal fantastisch doorslaan, zoo gelukkig in-hollandsch bleek
in zijn niet aandikken van de geestigheid, in zijn telkens als kleine
fonkellichtjes de ecrituur even overschijnenden en dan weer bescheiden
plots henen glimlach? Zoo ik u een bewijs moest geven van de
aanwezigheid dier uitbundige fantasie, ik zou mij allicht verplicht
achten u dezen geheelen "Gids voor Padvinders" af te schrijven, want zij
komt uitteraard slechts bij het beschouwen van het geheel tot haar volle
recht en is in een klein citaat niet dan zwak en verminkt te geven; maar
zoo ge dien stillen, nauwelijks merkbaren glimlach mocht wenschen te
zien, dat even trekken der mondhoeken van den verteller, dat even
schalk-schuin [p.66] kijken zijner oogen, dan is daaraan gemakkelijk te
voldoen. Ziehier: "Jammer, dat wij niet kunnen genieten van het
prachtige uitzicht, dat door gindsche dichte haag pijnboomen aan ons oog
wordt onttrokken.... Maar hoe wisselvallig hier he
|