t en kermde en bad met saamgevoegde
handen, om tot haren vader te mogen gaan. Hij kon sterven, haar
verkrampend hart riep het luid. Mocht zij hem dan niet een laatst
vaarwel wenschen en hem de oogen sluiten? Zou hij ten hemel varen zonder
zijn kind aan zijne zijde te zien?
Eindelijk door medelijden overwonnen, zeide de proost tot haar, dat hij
den kastelein zou verzoeken naar de ziekenkamer te gaan om het oorlof
der geneesheeren af te smeeken, indien Dakerlia toestemde bedaard te
wachten op de tijding welke hij hun zou brengen.
Men opende met voorzorg de deur en Hacket begaf zich naar de kamer aan
de straat.
Hier ontvloog hem een kreet van schrik, ofschoon de geneesheer door zich
den vinger aan den mond te leggen, hem tot stilte aanmaande.
Segher Wulf lag uitgestrekt op het bed, met een kruisbeeld op de borst.
Zijn gelaat was loodvervig en toonde de doorschijnende tint der
bloedeloosheid. Witta zat ten gronde geknield en weende bitter.
De kastelein naderde met kloppend hart en aanschouwde den geneesheer.
"Niets meer dan een lijk!" murmelde deze.
"Wel zeker?"
"Hoe anders? Al zijn bloed is hem ontloopen."
"Wat akelige ramp!"
"Ja, een ijselijk voorval; maar klagen kan hier niet helpen, heer
kastelein. Gij moet tot de jonkvrouw gaan; haar eerst met halve woorden
een ongeluk doen voorgevoelen, haar dan van een groot gevaar spreken en
zoo allengs haar den dood haars vaders melden, opdat de slag haar niet
plotselijk treffe."
De kastelein verwijderde zich stilzwijgend, om de droeve zending te gaan
vervullen; maar nauwelijks was hij eenige oogenblikken weg, of men horde
in den gang eenige wanhopige klachten hergalmen.
Dakerlia stortte in de kamer en liep tot bij het bed. Een eerste blik
zeide haar alles: zij slaakte eenen machtigen schreeuw, eenen noodkreet,
die het gansche huis doorschalde, en viel gevoelloos met het hoofd op de
borst haars vaders.
VOETNOTEN:
[Voetnoot 48: Bij de Angel-Saksen noemde men het Gemeentegoed of vrij
geweide _folcland_ (ager publicus), een land, waarvan het bezit door
eene geschrevene oorkonde vanwege den vorst was toegestaan of bevestigd,
_bocland_ (geboekt land).
Zie LAPPENBERG, _Geschichte von Engeland_ t. I, pp. 578 en 579.]
XI
De dag waarop de Hoop[49] zou gehouden worden, was verschenen.
Reeds van in den vroegen morgen krielde de stad Veurne met lieden die
zich uit alle gewesten van Kerlingaland zich derwaarts hadden begeven,
en nog zag men el
|