or ons
deze zaak, dat ik ze alle andere doen voorafgaan. Ik hoop dat gij niet
alleen met de verontwaardiging van diepgehoonde, maar tevens met de
bedaardheid van wijze en bezadigde lieden zult onderzoeken en overwegen
wat ons te doen staat om de vrijheid van Kerlingaland te redden en
ongeschonden te behouden. En, ten einde het rechtverkrachtend besluit
van onzen heer graaf iedereen geheel bekend zij, zal ik den klerk
verzoeken het u voor te lezen."
De klerk stond op en begon de lezing van het edict. Schier bij elken
regel werd zijne stem verdoofd door het toornig gemor der vergadering;
maar wanneer iets bijzonder kwetsends in het besluit voorkwam, ontstond
uit al de hoeken der zaal een onweder van wraakkreten en
vermaledijdingen.
"Te wapen, te wapen! Sla dood de Isegrims! Stroome ons bloed voor de
vrijheid! Heden nog! Gevloekt, gevloekt de balfaart der slavernij!"
galmden de driftigsten.
"Stil! Stil! Laat af met dit woest geschreeuw: wij hooren niet!" riepen
eenige anderen.
Zoo ging de lezing van het besluit met vele onderbrekingen tot het einde
voort.
Nu nog heviger dan te voren, zou de meerderheid der aanwezigen hare
verontwaardiging en hare woede door verwarde kreten lucht geven, maar de
Voorman klopte zoo geweldig met den hamer, dat hij iedereen tot zwijgen
dwong.
Hij zeide, dat hij de diepe onsteltenis der vergadering wel begreep, en
daarom gedacht had de stilte niet streng te moeten handhaven. Nu evenwel
verzocht hij zijne gezellen hun gevoel van wettige verontwaardiging te
bedwingen, opdat de beraadslaging, die nu ging aanvangen, behoorlijk en
met eerbied voor elke gedachte kon worden voortgezet. Hij zou van nu af
geene onderbrekingen meer dulden, en niemand zou spreken dan met zijne
toelating en op beurt.
Daarop vroeg hij of een der aanwezigen het woord verlangde; doch zoovele
handen gingen terzelfder tijd in de hoogte en zoovele namen werden hem
toegeroepen dat hij niet wist wien uit te kiezen tusschen al de sprekers
die zich aanboden.
Op dit oogenblik werd de deur der zaal geopend.
Er trad een hoogstaltig man binnen, wiens fiere houding en stoute blik
ook degenen met ontzag troffen die hem niet kenden. Hij was gekleed als
een ridder en aan het gevest van zijn zwaard glinsterde eenig
edelgesteente.
Zijne verschijning deed een algemeen gemor van verbaasdheid ontstaan,
bovenal toen degenen, die hem herkenden, zijnen naam noemden.
"Burchard Knap! Hij is een banneling. Iedereen mag hem do
|