lenleger zal vergaderd zijn. Hij laat hem weten
dat onze graaf Karel het oor schijnt te willen leenen aan het voorstel
om hem eene aanzienlijke bede uit den Gildenschat toe te staan."
"Maar mijn oom de proost bedriegt zich!" riep Robrecht met ongeduld.
"Veinst men aan het hof van goeden wil te zijn, het is slechts om tijd
te winnen en ons in slaap te wiegen!"
"Zoo denk ik er nu insgelijks over, gij weet het, neef. Daarom evenwel
moogt gij mij niet weigeren den brief aan Willem Van Loo af te geven.
Hij kan dan nog beslissen wat hij wil."
"Inderdaad, oom. Ik zal doen wat de heer proost verlangt."
"Hij verzoekt u daarenboven zijne voorstellen bij Willem te ondersteunen
en alle mogelijke pogingen aan te wenden om hem te doen aanvaarden."
"Dit kan ik niet", zeide Robrecht ontevreden. "Ik weiger volstrekt deze
zending. Volgens mijne vaste overtuiging valt er niet meer te aarzelen.
De omstandigheden schijnen ons zeer gunstig; men moet zonder omzien er
gebruik van maken. Bij al dit omzien en dralen verliezen wij den moed en
worden de Kerels hunnen vijand ten spot. Mijn oom de proost weet wel dat
ik daarover van een geheel ander gevoelen ben dan hij."
"Doe naar uw goeddunken, neef."
"Maar zeg mij, ik bid u, kastelein, kent gij den inhoud van den brief
dien ik dragen ga?"
"Ja, ik heb hem gelezen."
"Hoe noemt de proost daarin mher Willem?"
"Hij noemt hem burggraaf."
"Maar het is gevaarlijk; met allen eerbied voor mijnen oom zou ik schier
durven zeggen dat hij zijnen gildeneed ontrouw is. De Hoop heeft te
Veurne beslist dat al de Kerels Willem Van Loo als graaf van Vlaanderen
zullen erkennen. Waarom weigert de proost hem graaf te noemen?"
"Gij weet het, Robrecht," antwoordde de kastelein, de schouders
ophalende. "Mijn broeder heeft zich, in den vorigen oorlog voor de
kroon, tegen mher Willem verklaard. Er bestaat tusschen hen, van
wederzijde, een verborgene, doch diepe wrok. Het bedroeft hem oneindig
dat men in den Hoop zulke gevaarlijke beslissing heeft genomen."
"En bedroeft het mij niet, oom? Maar de onderwerping aan de besluiten
van den Hoop is eene heilige wet, waarvoor alle Kerels, grooten en
kleinen, moeten bukken. Mher Willem, de graaf van Vlaanderen,--zoo noem
ik hem--zal, bij het lezen van den brief, verbitteren, wanneer hij zal
zien dat de proost weigert hem als graaf te erkennen."
"Ik heb er geene schuld aan, Robrecht; de proost heeft mijnen raad niet
willen volgen. Hij kan er niet toe besl
|