ilt mij doen gelooven dat graaf Willem dezen
moord goedkeurt? Welnu, het is niet waar, het kan niet waar zijn! Gij
lastert hem. Hij zou u geboden hebben Karel van Denemarken te dooden?
bij verrassing? als laffe sluipmoordenaars?"
"Het vonnis is geveld, Karel moet sterven!" gromde Willem Van Wervick.
"Welnu, neen, hij zal niet sterven!" riep Robrecht met kracht. "Uw
afschuwelijk opzet wil ik beletten. Morgen vroeg reeds zal de proost van
St-Donaas weten wat hier is beraamd ... en, moest ik zelf tot graaf
Karel gaan om hem te waarschuwen, ik zou niet terugtreden voor zulke
daad!"
Isaac Van Reninghe was opgestaan en legde nu den arm over Robrechts
schouder.
"Kom, mijn vriend, bedaar toch; gij dwaalt", zeide hij. "Er is geen
ander middel meer om Kerlingaland voor eeuwige slavernij te behoeden.
Karel van Denemarken is de valschte mensch der wereld, hij verdient
honderdmaal den dood. Wees beter beraden; aanvaard de dwingende
noodzakelijkheid."
Robrecht, door eene plotselijke gemoedsomkeering ontroerd, stiet
langzaam den arm van sher Ingelram terug, aanschouwde met diepe
droefheid de andere ridders en hief de handen als eene klacht ten hemel.
"Wat? Tranen in zijne oogen!" schertste Willem Van Wervick "Hij bemint
wel vurig den dwingeland, dat de gedachte zijns aanstaanden doods hem
doet weenen[51]!"
"Ik ween, ja", antwoordde Robrecht, "van afgrijzen, van medelijden!
Mijne tranen vlieten over Kerlingaland, dat gij ten prooi gaat geven aan
de vermaledijding der gansche Christenheid; over u, die u zelven en de
Kerels gaat bevlekken met eeuwige schande ..."
Hij meende te bemerken dat Disdir Vos en Isaak Van Reninghe hem met min
onwil dan hunne gezellen aanhoorden. Dit boezemde hem eenige hoop in.
Hij trad een paar stappen vooruit en sprak biddende:
"Ach, vrienden, hoort mijnen raad aan! Gij zijt de speelbal van den
boozen geest, die u met verblindheid slaat. Karel van Denemarken eenen
koningszoon, eenen telg onzer graven, vermoorden laffelijk, bij verraad?
O, ik smeek u, doet het niet! Het is nog tijd; keert terug op uw
noodlottig besluit. Ik bezweer u, doodt toch niet zoo uitzinnig onze
vrijheid en ons vaderland!"
"IJdele woorden, wat besloten is zal uitgevoerd worden!" antwoordde
Ingelram met somberen toon. "Al haddet gij gelijk in uwe voorspelling,
Kerlingaland is toch verloren. Welnu, het verga veeleer gewroken dan
machteloos en vernederd. Noodlottige gedachte die ons deed besluiten de
hulp te vragen van
|