FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237  
238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   >>   >|  
e hij eene bende woedende mannen naderen. Welhaast beukten zij zoo geweldig met hunne zwaarden op de orgelkas, dat elke slag als een doodvonnis in de ooren van den armen ridder hergalmde. Zeker dat zij hem gingen ontdekken, sprong hij op en liep dwars door zijne vervolgers in de kapelle, met opgeheven armen tot God om hulp roepende en zijne vijanden om levensgenade smeekende. Burchard en Ingelram herkenden hem. Zij liepen hem achterna en huilden als bloedzuchtige tijgers: "Sla dood, sla dood, den snooden Isegrim!" Walter Van Lokeren viel geknield voor den autaar, op het oogenblik dat Burchard hem bereikte en hem met de eene hand bij het haar greep, terwijl hij met de andere zijn zwaard ophief om hem den doodslag te geven. Een priester hield evenwel zijnen arm terug en smeekte, met tranen in de oogen, om genade voor den ongelukkigen ridder; en, toen hij op het wraakzuchtig antwoord van Burchard wel merkte dat het leven van den hofbottelier niet te redden was, verzocht hij den moordenaar toch niet langer aldus de kapelle met bloed te besmetten en het huis Gods te ontheiligen. Burchard en zijne beide eedgenooten, Ingelram en Isaac sleurden den ridder bij het haar over den vloer der kapelle naar de uitgangdeur. "O, mijn God, mijn God, erbarm u mijner!" kermde Walter Van Lokeren. "Spaart mij, spaart mij!" "Wij zullen u sparen zooals gij ons bij den graaf heb gespaard, valsche lasteraar![57]" antwoordde hem Burchard. Zij rukten hem van de trap, brachten hem voor de deur der kerk en hakten daar allen te gelijk op hem, met zooveel woede, dat zijn lichaam schier onkennelijk was, toen zij het verlieten om in de benedenkerk naar nieuwe slachtoffers te zoeken. Onderwijl hadden hunne mannen in de kapelle, achter den autaar de ware schuilplaats der gevluchte ridders en hofbedienden ontdekt. Opvolgend hadden zij uit dit donker hol, waarin men gewoon was de minst kostbare sieraden der kerk te bergen, zeven of acht personen gerukt en ze te midden der kapelle gesleurd, om te herkennen of er tusschen hen zich niet een der ridders bevond voor wie Burchard de marken zilvers had beloofd. Deze ongelukkigen stonden daar nu bevend, met den doodsangst op het gelaat, en schouwend op het lijk van hunnen vorst, dat nevens hen in zijn bloed lag uitgestrekt. Zij twijfelden niet aan het wreede lot dat hun was beschoren; de eenen knielden neder, de anderen vouwden de handen, eenigen smeekten de priesters, die bij het sakristijn
PREV.   NEXT  
|<   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237  
238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   >>   >|  



Top keywords:
Burchard
 

kapelle

 

ridder

 

autaar

 

ridders

 

Ingelram

 

Walter

 

mannen

 

Lokeren

 
ongelukkigen

hadden

 

schuilplaats

 

waarin

 

hofbedienden

 

Opvolgend

 

ontdekt

 

donker

 
gevluchte
 
lichaam
 
rukten

brachten

 

hakten

 

antwoordde

 

gespaard

 

valsche

 

lasteraar

 

gelijk

 

nieuwe

 
benedenkerk
 

slachtoffers


zoeken
 
Onderwijl
 

verlieten

 
onkennelijk
 
zooveel
 
schier
 

achter

 

herkennen

 
twijfelden
 
uitgestrekt

wreede
 

nevens

 

schouwend

 
gelaat
 
hunnen
 

beschoren

 

smeekten

 

eenigen

 

priesters

 

sakristijn