FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223  
224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   >>   >|  
lijk waagspel, dit wil ik u niet verbergen; er is onversaagdheid, zelfs vermetelheid toe noodig. Ik heb gedacht, Robrecht, dat ik, naar manhaftige ridders zoekende, het recht niet had u te vergeten." Robrecht stapte naar eenen hoek der zaal en zeide: "Ik trek mijn maliehemd aan; want men kan ..." "Neen, neen, nuttelooze voorzorg", onderbrak hem Burchard; "de onderneming is niet voor heden. Nu gaan wij slechts naar eene vergadering van vrienden, die op u wachten om te beraadslagen over de beste middelen tot gelukken. Daar zal men u kennis geven van het ontwerp. Binnen een uur zijt gij hier terug." "Welaan, ik volg u, heeren", zeide Robrecht, terwijl hij zrijn zwaard aangordde. "Gij twijfeldet aan mijne bereidwilligheid? Is er waarlijk eene poging, hoe vermetel ook, ten voordeele van Kerlingaland te beproeven, ik zal u toonen dat niets mij kan doen aarzelen; integendeel, ik ben u innig dankbaar omdat gij in zulke omstandigheid aan mij hebt gedacht." "De graaf weet dat gij van de onzen zult zijn. Hij zelf duidde u aan." "Hoe is het mogelijk, Burchard? Kent hij mij?" "Wie kent u niet onder de ridders van Kerlingaland?" "In alle geval, ik zal bewijzen dat ik zijn vertrouwen waardig ben. Vertrekken wij!" Toen zij bij de poort waren en in de straat zouden stappen, fluisterde Burchard: "Zwijgt nu en volgt mij. Langs de St-Jansstraat mogen wij niet gaan. Laat ons afdalen tot op de Spiegelrei: daar is de weg gansch eenzaam." Na eenigen tijd door de duisternis te hebben voortgeslopen, kwamen zij in de Grauwwerkersstraat voor eenen grooten Steen, waarvan de poort op een enkel teeken van Burchard werd geopend. Men leidde Robrecht over den neerhof tot in eene zaal, die in de diepte van het gebouw was gelegen. Burchard sloot de deur en stak bedektelijk den sleutel in zijne tassche. Hier zaten rondom eene tafel drie ridders, die Robrecht kende als zeer manhaftige Kerels, en wier ouderdom en goede faam hem een vol betrouwen in hunne oprechtheid moesten inboezemen. Het waren Ingelram Van Eessen, Isaac Van Reninghe en Willem Van Wervick. Deze ridders betuigden eene groote blijdschap bij de intrede van Robrecht; zij stonden van hunne zetels op, gingen hem te gemoet en drukten hem de handen, met allerlei vleiende bewoordingen hem lovende voor zijne bereidwilligheid. Het was bovenal Isaac Van Reninghe, die meer dan anderen prijs aan de tegenwoordigheid van mher Sneloghe scheen te hechten. "Maar, heeren"
PREV.   NEXT  
|<   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223  
224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   >>   >|  



Top keywords:
Robrecht
 

Burchard

 

ridders

 

heeren

 

manhaftige

 

Kerlingaland

 

gedacht

 

Reninghe

 

bereidwilligheid

 
grooten

teeken

 

hechten

 

waarvan

 

Grauwwerkersstraat

 

neerhof

 

diepte

 

gebouw

 
gelegen
 
leidde
 
geopend

scheen

 

Jansstraat

 

fluisterde

 

Zwijgt

 

afdalen

 

Spiegelrei

 

duisternis

 

hebben

 
voortgeslopen
 

eenigen


gansch
 
eenzaam
 

kwamen

 
bovenal
 
Willem
 
Wervick
 

betuigden

 

Eessen

 
tegenwoordigheid
 
anderen

groote
 

blijdschap

 

drukten

 
bewoordingen
 
handen
 

allerlei

 

gemoet

 

gingen

 

intrede

 

stonden