, in zijn Ambacht, onrecht was gedaan of
recht was geweigerd. Deze vierschare, die men _jaarwaarhede_ noemde,
vonniste diensvolgens als een hof van beroep; zij was onafhankelijk van
den Hoop en zetelde verscheidene dagen.
Al deze bijzondere verrichtingen namen den ganschen morgen in, en het
was slechts ten een uur namiddag, na men den afgevaardigden den tijd had
gegund om te eten, dat de groote klok de opening van den Hoop
aankondigde.
Men had eenigen tijd te voren iedereen, wie hij ook ware, de Halle doen
ontruimen. Nu werd niemand toegelaten, tenzij na onderzoek der volmacht,
hem afgeleverd door de Keurlieden van het Ambacht, dat hem als zijnen
vertegenwoordiger had gekozen.
De groote zaal geraakte allengs vol. Elk nam plaats naar zijne geliefte,
nevens zijne vrienden of bekenden.
Hacket, de kastelein van Brugge, bevond zich daar als afgevaardigde van
het Brugsche Vrije; nevens hem, Robrecht Sneloghe, als vertegenwoordiger
van Houthem; en, meer naar achter in de zaal, Disdir Vos, Willem Van
Wervick en Ingelram Van Eessen en andere ridders, door verschillige
Ambachten afgevaardigd.
Dewijl de Hoop nog niet was geopend, en de Kerels met luider stemme hun
gevoelen uitdrukten over de zaak van den balfaart en over hetgeen men in
deze erge tijdsomstandigheden te doen had, heerschte er in de gansche
zaal een verward gerucht als van eenen ronkenden bijenzwerm ... Maar
daar verschenen nu de afgevaardigden der groote Ambachten op de
verhevenheid en, terwijl zij plaats namen in de leunstoelen, die men
daar voor hen had geschikt, zetteden al de aanwezigen zich op de banken
neder.
Het gedruisch begon echter opnieuw, totdat de Voorman of voorzitter met
eenen zwaren houten hamer zoo hard op de eiken tafel sloeg, dat de galm
als een donder door de zaal dreunde.
Elk zweeg en de diepste stilte verving het gerucht.
De Voorman of de voorzitter was een Keurman van Hazebrouck met eenen
langen sneeuwwitten baard. Hij wierp eenen tragen blik door de zaal,
klopte dan nog eens met den hamer, stond op en sprak:
"Gezellen, Gildebroeders, toen wij, uwe zaakgelastigden, voor eenige
weken ons wilden bereiden tot het houden van den Hoop, hadden wij eenige
min of meer belangrijke voorwerpen uitgekozen om aan uwe beraadslaging
te worden onderworpen. Sedert dan heeft onze heer graaf tegen de Kerels
een edict uitgevaardigd dat, moest het van kracht blijven, ons en onze
kinderen in eeuwige slavernij zou dompelen. Zoo zwaarwichtig is vo
|