olging zien, alles op het spel zetten en den graaf dwingen
zijne kroon tegen de vrijheid der Kerels te wagen. Alle halve middelen
doemde hij als ingesproken door vreesachtigheid en lage aarzeling.
Volgens de gewoonte zulker vergaderingen werden de woorden van Burchard
het meest toegejuicht, alleenlijk omdat hij de geweldigste middelen
voorstelde.
Willem Van Wervick en Ingelram Van Eessen hadden al zijne woorden met
geestdrift toegejuicht, en nu en dan vuriger nog dan hij, hunnen haat
voor graaf Karel uitgedrukt.
Na eenige wederspraak van beider zijde, staakten Hacket en Robrecht
hunne vruchtelooze pogingen, daar de meerderheid hen met onwil aanhoorde
en luidruchtig riep dat men tot de stemming zou overgaan.
De Voorman herhaalde in een kort begrip, wat de verschillende redenaars
het gewichtigst over de hangende zaak hadden doen gelden.
Dan zeide hij:
"Gezellen, vooraleer tot de stemming over te gaan, meen ik u te mogen
herinneren dat elk onzer door zijnen gildeneed verbonden is de besluiten
van den Hoop te aanvaarden en rechtzinnig en trouw tot hunne uitvoering
mede te werken, welke ook zijne bijzondere meening over deze besluiten
zij. Wie deze verplichting niet geheel aanvaardt, dat hij opsta en het
verklare!... Niemand antwoordt, het is wel. Nu zal ik de voorstellen u,
onder vorm van vragen, toerichten. Wie de hand in de hoogte steekt
antwoordt bevestigend, wie dit niet doe, stemt tegen het voorstel ... Ik
vraag u dus ten eerste: zullen de vrije Ambachten van Kerlingaland de
wapens opvatten en oorlog voeren tegen den graaf!"
De gansche vergadering sprong recht met de handen opgeheven.
En toen de Voorman uitriep:
"De Hoop besluit eenparig tot den oorlog!" volgde er onmiddellijk een
langdurig gejuich, vermengd met blijde kreten en met woeste bedreigingen
tegen de Isegrims.
De hamerslag hergalmde driemaal.
"Nu de tweede vraag", zeide de Voorman, "Verloochenen de vrije Ambachten
Karel van Denemarken als graaf van Vlaanderen?"
Bij dit voorstel werd het noodig geoordeeld de stemmen te tellen; want
een zeker getal afgevaardigden hadden de handen niet opgestoken.
Evenwel, men bevond dat de grootste meerderheid het voorstel aanvaardde,
en de Voorman kondigde dus den uitslag af:
"De Hoop besluit dat de vrije Ambachten Karel van Denemarken niet meer
als graaf van Vlaanderen erkennen."
Weder werd deze beslissing door luid gejuich begroet.
Eenigen der aanwezigen nochtans waren droef of schrikten t
|