ridders
ook reizen, zullen zij in Kerlingaland verschijnen voordat ons leger
vergaderd zij."
"Maar laat ons in allerijl naar Veurne terugrijden en bevelen dat men de
mannen der Ambachten onmiddellijk tot u zende", antwoordde Burchard.
"Zoo zouden de ridders eenen krachtigen wederstand ontmoeten, en wij
zouden tijd winnen tot het verzamelen onzer heirkrachten."
"Onmogelijk. De meeste leden van den Hoop hebben Veurne reeds verlaten;
het daglicht vermindert, de avond zal welhaast vallen. En daarbij, wat
zou het helpen? Meent gij dat ik met eenige bijeengeraapte mannen de
kans zou wagen tegen tweeduizend ridders? Eilaas, de hemel is ons niet
gunstig! De Isegrims zullen metterhaast alle burgen en kasteelen
bezetten, en dan zijn onze pogingen op voorhand verijdeld. Ik ben reeds
in zulken ongelukkigen oorlog bezweken. Nu wil ik het zwaarwichtig spel
niet meer wagen, zonder eenige kans op overwinning. Wij moeten plooien
en betere tijden afwachten. Ik zal boden naar alle Ambachten sturen om
voorloopig eene lijdzame onderwerping te doen veinzen."
Burchard gromde wel in zich zelven en knarste de tanden; maar hij zeide
niets: de erge tijding vervulde hem met angst.
"De listige, booze Karel van Denemarken!" morde hij eindelijk "Dit
geheele spel van rechtsverkrachting en huichelarij was op voorhand
bestoken!"
"Ja, Karel van Denemarken is ons te slim!" zeide Willem met eenen
zucht. "Mocht hij van zijn paard storten of op eene andere wijze den
hals breken, dan waren wij van den dwingeland verlost, en de ridders
zelven zouden mij als graaf van Vlaanderen erkennen. Maar dit is eene
ijdele wensch. Het staat daarboven geschreven, dat ik nimmer den troon
mijner vaderen zal beklimmen Waarom langer worstelen tegen het
onverbiddelijk noodlot? Onderwerpen wij ons verduldig. Anders blijft mij
niet meer over ..."
Beiden zwegen eene wijl, als neergedrukt onder de overtuiging hunner
onmacht.
Eensklaps slaakte Burchard eenen zonderlingen kreet. Mher Willem zag hem
verwonderd aan.
"Indien iemand u kwam zeggen: Karel van Denemarken is dood", vroeg
Burchard met verdoofde stem, "zoudt gij den bode gunstig onthalen?"
"Ik ware bekwaam om hem op mijn hart te drukken!"
"En zoudt gij hem vragen op welke wijze Karel van Denemarken is
gestorven?"
"Wat geeft het mij, indien Vlaanderen slechts van den vreemden
overweldiger wordt verlost?"
"Hoor mij aan met aandacht, heer graaf", sprak Burchard, "en heb
vertrouwen in mij. Vraag mij n
|