FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217  
218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   >>   >|  
teen van mijnen oom Hacket zijn kamers voor u en voor uwe dienstmeiden in gereedheid gebracht. De proost van St-Donaas zal u onder zijne bescherming nemen en u dagelijks meer dan eens bezoeken." De beide jonkvrouwen zagen hem met verschriktheid aan. "Het wordt dus oorlog?" vroeg Dakerlia. "Het geheim van den Hoop moet elkeen heilig zijn, die het kent", antwoordde Robrecht. "Poog dus niet van mij te weten waarom ik u ga verlaten." Dakerlia en Witta begonnen te weenen, doch zonder klagen. "Ik begrijp en ik gevoel wel aan mijn eigen hart dat dit onverwacht vaarwel u moet bedroeven", zeide Robrecht, "maar troosten wij ons, in de gedachte dat ik waarschijnlijk binnen weinige dagen hier reeds terug zal zijn. Hoe het weze, in deze erge tijden, moet elk onzer zijne rust en zijne pogingen ten offer brengen voor de vrijheid. Aarzelen is eene lafheid, weigeren, zelfs door eenen geheimen wensch des harten, is eene misdaad. Ik mag dus met recht verwachten dat noch mijne verloofde, noch mijne zuster het zullen afkeuren dat ik, als trouw lid van het Gilde, mijnen plicht vervul. Gij zijt Kerlinnen en gij bemint uw land!" Deze strenge woorden brachten eenen plotselijken ommekeer in het gemoed der jonkvrouwen. Witta stortte nog eenige tranen, ofschoon zij zichtbaar geweld deed om haren angst te bedwingen. Dakerlia hief het hoofd met fierheid op, en terwijl een vreemde glimlach op hare lippen verscheen, zeide zij: "God dank, ja, wij zijn Kerlinnen, en zullen toonen dat zelfs de diepste smart ons het niet kan doen vergeten! Ga, Robrecht, ga waar de plicht u roept. Wij zullen bidden voor u en voor Kerlingaland en met vertrouwen afwachten wat het lot zal beslissen ... Gij vertrekt morgen zeer vroeg! Voor zonsopgang?" "Neen, ik zal den klaren dag afwachten; mijn vertrek is niet zoo haastig." "Welnu dan, mijn vriend, waarom zoudt gij nog dezen avond afscheid van ons nemen? Is er iets dat u belet ons morgen vaarwel te komen wenschen, wij onderwerpen ons gereedelijk; maar anders zullen wij zeer vroeg opstaan. Kan het zijn, gun ons nog dit geluk." "Het zij zoo, Dakerlia", antwoordde de jonge ridder. "Blijft dus met God tot morgen." Door zijne verloofde gevolgd, richtte hij zich naar de deur. Hier drukte hij nog teederlijk hare handen, neigde zijn hoofd over haren schouder en murmelde aan haar oor: "Wees tevreden, Dakerlia, wij gaan uwen vader wreken! Ik zal aan u denken altoos; uw beeld zal mijne star zijn; de vijand
PREV.   NEXT  
|<   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217  
218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   >>   >|  



Top keywords:

Dakerlia

 
zullen
 

Robrecht

 
morgen
 
Kerlinnen
 

waarom

 

vaarwel

 

afwachten

 
verloofde
 
plicht

mijnen
 

jonkvrouwen

 

antwoordde

 

toonen

 

murmelde

 

diepste

 

bidden

 

schouder

 
verscheen
 
vergeten

tevreden

 

bedwingen

 

denken

 

zichtbaar

 

geweld

 

altoos

 
fierheid
 
wreken
 

glimlach

 
neigde

vreemde

 
terwijl
 

lippen

 
gevolgd
 
richtte
 

afscheid

 
wenschen
 

onderwerpen

 

Blijft

 
gereedelijk

anders

 

opstaan

 

teederlijk

 

zonsopgang

 

vertrekt

 

beslissen

 
vertrouwen
 

handen

 

ridder

 

klaren