n
alle geval, de Hoop te Veurne zal over de zaak beraadslagen; en wij
allen, onzen Gilden-eed getrouw, zullen ons aan zijne beslissing
onderwerpen. Laat ons nu naar de proostdij gaan, Hacket; de tijd is ons
kostelijk; wij moeten met spoed onze voorzorgen nemen om, tot de
beslissing van den Hoop, alle beroerte in de Ambachten te beletten."
In den gang zeide de proost nog:
"Wij zullen terloops Segher Wulf vaarwel wenschen; hij zal misschien
ontwaakt zijn."
Robrecht hield hen terug en deed hun begrijpen dat zij in
tegenwoordigheid des zieken van het afgekondigde besluit niet mochten
gewagen. Segher Wulf, die zich gelukkig achtte, zijn leven te hebben
gewaagd, in de gedachte dat hij door het storten van zijn bloed de
vrijheid der Kerels tegen allen nieuwen aanval had behoed, kon een
noodlottigen slag ontvangen, indien hij nu vernam dat de Isegrims zelfs
het oordeel Gods niet hadden geeerbiedigd.
Zijne ooms erkenden de gegrondheid dezer bemerkingen en beloofden den
zieke van niets te spreken.
Alzoo zij nu door de gang traden, hoorden zij eensklaps op eenigen
afstand bazuintonen hergalmen.
"O! mijn God!" kreet Robrecht verschrikt, "daar komt men nu in deze
straat het noodlottig besluit afkondigen. Mher Wulf zal het hooren. Wat
schromelijke slag!"
"De snoodaards!" morde de kastelein. "Wie weet, hebben zij de wapenboden
daartoe geen bijzonder bevel gegeven? Onverbiddelijk zijn de Tancmars in
hunnen haat."
"Maar neen, de wapenboden zijn nog verre; mher Wulf kan niets van de
afkondiging verstaan", bemerkte de proost.
"Ach, hij hoort zoo verwonderlijk scherp, en hij ligt onder het venster
bij de straat", klaagde Robrecht.
"Kom, kom, gij bekommert u ten onrechte", zeide de proost, terwijl hij
de deur der ziekenkamer opende.
Segher Wulf lag nog met geslotene oogen, en nevens hem stond Dakerlia
met angst en vervaardheid op het gelaat; want zij insgelijks had de
bazuintonen gehoord.
"Ontstel u niet zoozeer, jonkvrouw; uw vader slaapt en de bazuinblazers
zijn weg", fluisterde de proost aan haar oor.
Maar nauwelijks waren deze stille woorden zijnen mond ontglipt of de
stem van den afkondiger verhief zich onder het venster zelf.
Een pijnlijke kreet ontsnapte Dakerlia, terwijl zij de bevende handen
over haren vader uitstrekte, als poogde zij de noodlottige klanken te
onderscheppen.
De zieke opende de oogen wijd en luisterde. Hij bleef rustig; geene
plooi op zijn gelaat duidde aan dat hij verstond wat me
|