FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186  
187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   >>   >|  
ein rondwandelden. Hij meende, zonder stil te houden, naar de Hofstraat zich te richten en door den burg te gaan om zijne woning te bereiken; maar nu ontsnapte hem eensklaps een kreet van blijde verrassing en hij stapte haastig naar het midden der Markt, terwijl hij in zich zelven murmelde: "Dakerlia met mijne zuster! Wat wil dit zeggen? Zij schijnen wel te moede!" "Jonkvrouwen, zal ik mijne oogen gelooven?" riep hij glimlachend uit. "Is onze heer vader genezen?" "Ter goeder ure dat wij u ontmoeten!" zeide Dakerlia. "Nu hebben wij eenen ridder om ons op de wandeling te geleiden. Verliezen wij geenen tijd; stel u tusschen ons beiden en laat ons voortstappen; wij zullen al gaande kouten. O, Robrecht, ik ben zoo gelukkig!" "Mij dunkt het, de blijdschap straalt uit uwe oogen. Vertel mij toch wat u dus verheugt." "Gij zijt dezen morgen vroeg gekomen", antwoordde Dakerlia. "Mijn vader was dan nog bezwaard van den nacht en hij scheen niet veel beter dan gisteren; maar sedert dan is hij ontwaakt. Zijne oogen waren helder; hij vroeg eten, voor de eerste maal zijner erge ziekte. De geneesheeren hebben hem, alhoewel met vrees, eenige lepels hoendersoep doen toedienen. Het deed hem zoo goed! Hij keerde als het ware tot het leven weder en begon te spreken, wel zeer stil, maar met eene klaarheid des geestes die, ons allen verbaasde. Hij sprak van u, Robrecht." "Van mij, Dakerlia?" "Ja, het is onbegrijpelijk. Hij moet gedurende al den tijd, dat hij daar beweegloos heeft gelegen, gehoord en opgemerkt hebben wat rondom hem geschiedde; want hij weet alles. Ach, Robrecht, haddet gij kunnen hooren hoe hij u bemint en u dankbaar is voor uwe goede zorgen!" "En u Dakerlia, heeft hij u niet gedankt? Gij toch hebt meer gedaan dan men van de menschelijke krachten kan eischen." "Ik durf het bijna niet zeggen", stamelde Dakerlia ontroerd, "Hij heeft mij de hand op het hoofd gelegd, en zoo, met den blik ten hemel, mij gezegend ... Spreken wij daar niet van; ik was zoodanig ontroerd dat nu, bij herdenken zijner liefderijke woorden mij nog de tranen in de oogen schieten." Zij vervorderden eene wijl in stilte hunne wandeling. "Geen wonder", zeide Witta, "dat wij zoo blijde zijn. De geneesheeren, die tot nu toe achterhoudend bleven en ons geene hoop durfden geven, hebben dezen morgen verklaard dat zij niet twijfelen of mher Wulf zal genezen. Zijne wonde, die nog altijd was ontstoken, is nu gesloten." "God zij geloofd!" riep
PREV.   NEXT  
|<   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186  
187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   >>   >|  



Top keywords:

Dakerlia

 
hebben
 

Robrecht

 
genezen
 
wandeling
 

morgen

 

geneesheeren

 

ontroerd

 
zijner
 
zeggen

blijde
 

hooren

 

kunnen

 

haddet

 

krachten

 

menschelijke

 

dankbaar

 

gedankt

 
gedaan
 
zorgen

bemint

 

gehoord

 

geestes

 

verbaasde

 

klaarheid

 

spreken

 
gelegen
 
opgemerkt
 

rondom

 
beweegloos

onbegrijpelijk

 
gedurende
 

geschiedde

 
bleven
 
durfden
 

achterhoudend

 
verklaard
 

ontstoken

 

gesloten

 
geloofd

altijd

 

twijfelen

 

stilte

 

gelegd

 

stamelde

 

gezegend

 
tranen
 

schieten

 

vervorderden

 

woorden