t Sneloghe was zeker in sher Wulfs Steen, toen gij er kwaamt?"
vroeg hij.
"Inderdaad, het is niet verwonderlijk."
"En hij houdt zich veel meer bezig met Dakerlia dan met haren
ongelukkigen vader? Hij troost haar?"
"Zooals gij zegt, Disdir; toen ik in de ziekenkamer trad, hield Robrecht
eene van Dakerlia's handen en ik zag dat hem van medelijden de tranen in
de oogen stonden."
"De lafaard! Een man weenen als een meisje!" gromde Disdir Vos op
zonderling nijdigen toon.
"Lafaard? Robrecht Sneloghe een lafaard?" herhaalde Willem Van Wervick
verbaasd. "Omdat hij deernis heeft met ...?"
Maar hij werd onderbroken door het voorbijrijden van eenen grooten
wagen, die hem dwong terzijde te gaan.
Toen zij wat verder bij den kerkhofmuur stonden, zeide Disdir, die zich
intusschen had bedwongen:
"Mij vloog de overweging door den geest dat het eenen man, eenen ridder,
niet betaamt zoo weemoedig en zoo flauwhartig te zijn ... Nu zal toch
Robrechts huwelijk voor langen tijd uitgesteld moeten blijven?"
"Zeker; geneest Segher Wulf, hij zal slechts na verloop van vele
maanden het ziekbed kunnen verlaten."
"En sterft hij, dan volgt er een gansch rouwjaar."
"Dit schijnt u te verblijden?" vroeg mher Willem, hem scherp in de oogen
ziende.
Disdir Vos trok zwijgend de schouders op.
"Ik begrijp", morde zijn gezel, "gij insgelijks hebt Dakerlia bemind en
naar hare hand gestaan? Gij moet u het lot getroosten. Dakerlia zal wel
zeker Robrechts echtgenoote worden."
"Dit huwelijk is nog niet voltrokken!" gromde Disdir Vos met eene vonk
van zegevierende blijdschap in de oogen.
"Maar zijt gij zinneloos, mijn goede Disdir?" schertste Willem Van
Wervick. "Alzoo, gij meent het nog mogelijk dat Dakerlia Wulf uwe vrouw
worde?"
"Wie weet? Er loopt op een jaar zooveel water door de Reije. Laat het
oorlog worden in Vlaanderen, laat de Kerels te wapen loopen tegen den
graaf en de Isegrims ... Bij den vrede kunnen zaken en menschen groote
veranderingen ondergaan hebben."
"Ongetwijfeld, Disdir, indien het oorlog werd, maar dit is nu niet meer
waarschijnlijk. De graaf heeft het oordeel Gods aanvaard. Segher Wulf
heeft dus, door zijne overwinning, Kerlingaland voor groote
bloedstorting behoed."
"Gij meent het, mher Willem?" wedervoer Disdir Vos. "Alhoewel ik ziek
ben geweest, weet ik misschien beter dan gij wat er omgaat. Is het niet
waar dat de Isegrims van 's graven hof sedert den kamp stlizwijgend en
achterhoudend zijn gewo
|