hheid en door verfijnde spreekwijze zelfs aan de leenheeren te
gelijken? Hij snakt om tusschen de Isegrims als een hunner te worden
aanvaard. Zal een echte Kerel kruipen en vleien, zooals hij gedaan
heeft, om de hand eener edele jonkvrouw te bekomen?"
"Bij Loki![44] gij zijt zinneloos, Disdir, en weet niet wat ge zegt!"
viel Burchard met ongeduld uit. "Robrecht zou de Isegrims vleien en voor
hen kruipen? Wat domheid toch! Ja, hij luistert te veel naar zijn oom;
maar, wees zeker, het Kerlenhart klopt hem op de goede plaats. Waren al
de Erembalds hem gelijk, er kwame spoedig een einde aan den overmoed
onzer vijanden. Het is mher Sneloghe niet die de hand van jonkver
Placida heeft gevraagd; het is zijn oom de proost. Zijne
huwelijksbelofte met Placida is verbroken. Hij gaat trouwen met Dakerlia
Wulf. Gij moet het weten."
"Eilaas, ja, ik weet het tot mijn ongeluk!" zuchtte Disdir. "Snode spot!
Robrecht had de wreedheid zelf mij zijn huwelijk met Dakerlia aan te
kondigen, ofschoon hij wist dat zulke tijding als een moordpriem mij
door het hart moest gaan."
"Versta ik wel? Gij insgelijks bemindet jonkver Wulf?"
"Ach, meer dan mijn leven!"
"Dan beklaag ik u, mijn arme Disdir. Het bij eene vrouw op mher Sneloghe
te winnen, dit hebt gij wel zeker nooit gehoopt?"
"Doemenis, doemenis! Robrecht heeft mij snood bedrogen", klaagde Disdir
Vos met versmachte woede. "Ik maak u rechter tusschen ons beiden,
Burchard. Oordeel of ik niet het slachtoffer eener hatelijke kuiperij
mij mag noemen. Het is reeds lang dat ik jonkver Wulf bemin. Zeker, zij
hadde mijne hulde aanvaard indien Robrecht mij dit geluk niet had
benijd. In alle geval, hij heeft, toen er spraak was van zijn huwelijk
met Placida, mij verklaard dat hij beslissend van Dakerlia's hand
afzag."
"Ik geloof het wel", bemerkte Burchard. "Men trouwt niet met twee
vrouwen te gelijk."
"Neen, zoo eenvoudig was zijne verklaring niet. Hij beloofde mij zelf
ten mijnen gunste bij Dakerlia te pleiten. Nu breekt hij, als een
valschaard, zijne plechtige belofte en vernietigt mijne levenshoop voor
altijd. Ho, beken het, Burchard, het is een wraakroepend verraad."
"De minnenijd berooft den mensch van zijn verstand, ik zie het",
schertste Burchard. "Wel, wel, mijn arme Disdir, het zijn dwaasheden die
gij uitkraamt, dunkt mij. Dakerlia Wulf is geen kind meer, en ik ken
haar genoeg om te weten dat zij, minder nog dan een man misschien, in de
beschikking over haar hart zich zou l
|