FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145  
146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   >>   >|  
d achteruit te blijven om zulke bewijzen van kleinhartigheid niet meer te moeten hooren. Nauwelijks was hij eenige oogenblikken alleen, of een ander ridder vertraagde insgelijks den stap van zijn paard totdat hij zich terzijde van Burchard bevond. Dan zeide hij met eene stem die versomberd scheen door een diep gevoel van verontwaardiging: "Het is om rood te worden van schaamte, bij elk woord dat ze ginder spreken! Ha, mher Burchard, de Erembalds, behalve gij en een paar anderen misschien, zijn geene Kerels meer!" "Gij hebt wel gelijk, mher Disdir Vos", antwoordde Burchard. "Het leven in de stad, het genot van hooge ambachten heeft hen bedorven. Zij stellen de Romaansche voorzichtigheid boven de Germaansche koenheid." "Gave God dat zij u geleken, Burchard, dan zouden de Isegrims het niet durven bestaan de Kerels te hoonen of te bedreigen. Ik heb hier niet veel te zeggen, dewijl ik geen Erembald ben en slechts naar Yperen ga uit achting, ja, uit bewondering voor u; maar gij hebt gehoord hoe ik evenwel uw recht tegen den proost verdedigde?" "Ja, en ik ben er u dankbaar voor, het heeft mij verheugd omtrent mij toch eenen Kerel te vinden die zich nog den mannelijken trots der vaderen in het harte voelt." Disdir Vos scheen eene wijl te overwegen. "Het is pijnlijk zulk iets te moeten denken, Burchard", zeide hij, "maar het zou mij niet verwonderen indien sommige Erembalds u op het oogenblik van gevaar verzaakten en verlieten, om zich aan de zijde uwer vijanden te schikken." "Neen, neen, dit toch niet!" kreet Burchard, "uwe vrees is overdreven." "Gij meent het?" wedervoer Disdir Vos, die ongetwijfeld met verborgen inzicht den gramstorigen Kerel tegen zijne magen aanhitste. "Bemerkt gij dan niet dat er reeds zekeren uwer naaste bloedverwanten van nu af u verlaten?" "Wie zou dit zijn?" vroeg Burchard verwonderd. "Waarom is mher Sneloghe niet in uw gezelschap?" "De proost heeft mij gezegd dat hij gisteren te Brugge moest blijven om eene gewichtige zaak af te doen; maar dat hij heden evenwel intijds te Yperen zal aankomen." Disdir Vos schudde het hoofd met eenen scherpen spotlach op de lippen. "Sa, Disdir", morde Burchard, "ik meende dat gij een vriend van Robrecht waart, en gij beticht hem van ontrouw en lafheid! Wat doet u denken dat hij niet zal komen?" "God gave dat ik mij bedroge! Maar ziet gij niet, Burchard, hoe Robrecht alle moeite aanwendt om door prachtige kleeding, door overdrevene heusc
PREV.   NEXT  
|<   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145  
146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   >>   >|  



Top keywords:
Burchard
 

Disdir

 

Erembalds

 

Kerels

 

Yperen

 

denken

 

scheen

 

moeten

 

proost

 
Robrecht

evenwel

 
blijven
 

pijnlijk

 
inzicht
 

gramstorigen

 

verborgen

 
wedervoer
 

overwegen

 

ongetwijfeld

 
overdreven

verzaakten
 

verlieten

 
gevaar
 

oogenblik

 

sommige

 
indien
 

schikken

 

verwonderen

 

vijanden

 

gezelschap


beticht
 
ontrouw
 

lafheid

 

vriend

 

meende

 

spotlach

 

scherpen

 

lippen

 
prachtige
 

aanwendt


kleeding

 
overdrevene
 

moeite

 

bedroge

 

schudde

 
verlaten
 

verwonderd

 

Waarom

 

bloedverwanten

 

Bemerkt