FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162  
163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   >>   >|  
leven in uwe zoete liefde!...Soms nog beef ik. Ach, zooveel geluk in eens, het verschrikt mij! Indien eens, even onverwachts, eene wolk onzen helderen hemel kwam verduisteren!" "Neen, vrees dit niet meer, mijne lieve", zeide Robrecht, haar opnieuw de hand nemende. "Ik weet wel wat u bekommert, maar gij hebt ongelijk. Sedert de graaf nu weder in Brugge is, ondervinden mijne ooms dat zijn toorn geheel is bedaard. Burchard Knap is gestraft geworden, onrechtvaardig gestraft, zeker; maar hij heeft zich onderworpen, en deze gehoorzaamheid van den ontembaren Kerel schijnt onzen heer graaf te hebben verzoend. Hoe het zij, acht dagen zijn zoo ras verloopen; en, moest er nog iets gebeuren, ons huwelijk zal gevierd zijn, voordat eenig nieuw gevaar de Kerels kome bedreigen. Aldus, lever u gansch over aan het geluk en laat ..." Hij werd onderbroken door de komst van mher Segher Wulf, die, in plechtgewaad, met het zwaard aan de zijde in de zaal verscheen. Hij lachte de jongelieden toe en deed hun teeken dat zij zouden blijven zitten; maar Dakerlia liep tot hem, leidde hem bij de tafel en toonde hem met blijden hoogmoed de gulden reliquiekas, de nieuwe prachtige gift van den proost van St-Donaas. Na het schoone kunstwerk te hebben bewonderd, zeide mher Wulf: "De heer graaf houdt heden open hof. Het is onze plicht hem door onze tegenwoordigheid hulde te brengen. Zult gij niet naar den burg gaan, Robrecht? Gij schudt het hoofd?" "Maar, vader", bemerkte Dakerlia met eenige spijt, "Robrecht is daar even eerst gekomen. De groote dag nadert zoo snel! Wij hebben nog van honderden dingen te spreken en voor honderden dingen te zorgen." "Ja, Dakerlia", morde haar vader met eenen glimlach, "gij zorgt maar al te wel. Ik heb uw huwelijkskleed gezien bij Janne Elshout, en uw kanten hulsel bij Aleide Stierzeel. Ik ben de rijkste man van Vlaanderen niet en gij geene vorstin, mijn kind." "Ik wil schoon zijn, vader!" antwoordde de maagd. "Maar zijt gij niet schoon genoeg, mijne zoete Dakerlia?" vroeg Robrecht. "Heeft de blanke lelie, heeft de frissche lenteroos vreemde praal te ontleenen om bewonderd te worden en elkeen te bekoren?" "Vleitaal spreekt gij. Ik wil schoon zijn", herhaalde de jonkvrouw. "Schoon en prachtig opdat mijn bruidegom trotsch weze over mij! Niets is mij kostbaar genoeg." "Het zij zoo: vrouwenwil, Gods wil!" zeide Segher Wulf, de schouders ophalende. "En toch, ik heb maar een kind en moet mij al eene groote
PREV.   NEXT  
|<   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162  
163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   >>   >|  



Top keywords:

Dakerlia

 

Robrecht

 
hebben
 

schoon

 

gestraft

 

Segher

 

genoeg

 

dingen

 

honderden

 

bewonderd


groote

 
nadert
 
zorgen
 

plicht

 
bemerkte
 
brengen
 

kunstwerk

 

spreken

 

gekomen

 

schudt


schoone

 

eenige

 

tegenwoordigheid

 

Donaas

 

rijkste

 

herhaalde

 

spreekt

 

jonkvrouw

 

Schoon

 
prachtig

Vleitaal

 

bekoren

 
ontleenen
 

worden

 

elkeen

 
bruidegom
 

ophalende

 
schouders
 

trotsch

 
kostbaar

vrouwenwil

 

vreemde

 

lenteroos

 
hulsel
 

kanten

 

Aleide

 
Stierzeel
 

Elshout

 

glimlach

 
huwelijkskleed