wel heerschte er tusschen de saamgedrongene volksschaar een luid
geschater, een bruisend gemor, dat slechts van het vroolijk ongeduld der
toeschouwers getuigde.
Eensklaps veranderde dit verward gerucht in een lang gejuich, in eenen
galmenden zegekreet, waarboven de roep: "Leve de graaf! Heil graaf
Karel!" met meer kracht zich verhief.
De vorst was boven de Love van zijn paleis verschenen en had plaats
genomen onder het verhemelte van rood brocade, dat daar was opgericht.
Nevens hem stonden twee wapenboden met gevlagde bazuinen; van wederzijde
zaten de kamprechters; en verder op deze verhevene gaanderij hielden
zich de ridders van 's graven hof.
Het sein zou welhaast worden gegeven.
Segher Wulf moest dan een oogenblik van mismoed of van angst ondergaan;
want hij sloot mher Sneloghe in zijne armen en zeide hem met ontroerde
stem:
"Robrecht, mijn zoon, niemand weet wat God zal beslissen. Heden kan mijn
laatste dag zijn. Een oud krijgsman als ik vreest den dood niet; maar ik
ben vader, mij beeft het hart bij de gedachte dat mijne lieve Dakerlia
alleen op de wereld zou blijven. Ach, ik smeek u, doe mij de belofte dat
gij haar, indien ik bezwijk, uw leven lang zult blijven beminnen; dat
gij haar een trouwe echtgenoot zult zijn, een goede broeder, een
liefderijke beschermer!"
"De hemel zal het recht de overwinning gunnen", antwoordde Robrecht,
"maar, hoe het zij, mher Wulf, elke klop van mijn hart zal toegwijd
blijven aan het geluk van uw kind."
"Dit is mij genoeg: ik heb vertrouwen in uwe oprechtheid, mijn zoon.
Vergeten wij nu dat wij vader zijn om nog eens de onverschrokken
krijgsman te worden dien men vroeger roemde om zijne behendigheid. Keert
het lot der wapens tegen mij, ik sterf voor de eer van mijn geslacht en
voor de vrijheid van mijn land!"
Een eerste bazuingeschal verwittigde de kampers dat zij zich tot den
aanval moesten bereiden.
Men hield hen te paard en gaf hun de lange speer in de hand. Zij
naderden tot de koorden van den krijt.
Eene doodsche stilte heerschte tusschen de menigte.
Nu de toeschouwers de kampers op hunne paarden konden zien zitten, drong
een gevoel van medelijden in veler harten voor Segher Wulf. Hij scheen
wel sterk gebouwd; maar zijn tegenstrever geleek een reus en was een
gansch hoofd grooter dan hij.
"Heb betrouwen in Gods bescherming!" zeide Robrecht, die nevens het
paard van Segher Wulf stond. "Heb goede hoop: Dakerlia zit geknield voor
het kruisbeeld en bidt voo
|