FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164  
165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>   >|  
l een honderdtal ridders die, bij groepen verdeeld, stonden te kouten, in afwachting van des graven verschijning. Hij ging eenigen tijd van den eenen hoop tot den anderen, drukte hier en daar eenen vriend de hand, en bleef eindelijk met den proost en den kastelein in gesprek, totdat een luidere woordenstrijd, die uit den hoek der zaal opsteeg, zijne aandacht vestigde. De hofraadsheer Tancmar was met zijnen oudsten zoon Ghyselbrecht uit eene binnendeur in de zaal getreden en deze laatste had onmiddellijk tot de nastaande ridders iets gezegd dat niet allen even goed beviel, want Eustaas Van Steenvoorde, een Kerel en een vriend der Erembalds, had met zekere driftigheid op zijne gezegden geantwoord. Segher Wulf en andere ridders naderden tot de plaats waar Tancmar stond, om de reden van dien twist te vernemen. Hier hoorde mher Wulf met verontwaardiging dat de zoon van den hofraadsheer driftig zeide: "Zij zullen den balfaart betalen: elk jaar eenen denier, vier deniers bij hun huwelijk, en vier deniers bij hunnen dood of het beste hoofd ten voordeele des graven!" "Van wie spreekt men?" vroeg Segher Wulf zeer stil aan Eustaas Van Steenvoorde. Maar Ghyselbrecht, die het had gehoord, antwoordde op tergenden toon: "Vraag niet naar bekende dingen, mher Wulf. Van de Kerels spreek ik, en gij weet het wel." "De Kerels zijn vrij geborene lieden; men heeft het recht niet om hun den tol der dienstbaarheid op te leggen!" wedervoer Segher Wulf. "Vrijgeborene lieden? De Kerels, ha, ha!" schertste Ghyselbrecht, als hadde hij het vast inzicht om hier eenig gerucht te doen ontstaan, dat de Erembalds bij den graaf mocht benadeelen. "Hoe zullen de Kerels hunne vrije geboorte bewijzen?" "Bewijst men den oorsprong van dingen die altijd hebben bestaan?" wedervoer Segher Wulf. "De Kerels zijn de eerste bewoners dezer landen geweest. Hunne vaderen waren trotsch op hunne nooit geschondene vrijheid, en deze vrijheid hebben hunne zonen tot nu toe even ongeschonden behouden." "Men levere onzen heer graaf de oorkonden, de bewijzen daarvan!" zeide Ghyselbrecht zegevierend. "Men kan het niet. Voordat onze vorsten, ter verlossing van Jeruzalem, naar Palestina togen, betaalden de Kerels den balfaart ..." "Valsch, het is valsch!" riepen eenige stemmen. "En gedurende de afwezigheid onzer graven en hunner leenhouders hebben de Kerels zich eene vrijheid aangematigd die zij nooit te voren hadden genoten." In het hart van Segher W
PREV.   NEXT  
|<   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164  
165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>   >|  



Top keywords:
Kerels
 

Segher

 

Ghyselbrecht

 

ridders

 

hebben

 

vrijheid

 

graven

 

hofraadsheer

 

Tancmar

 
zullen

balfaart

 
Steenvoorde
 

Erembalds

 
deniers
 

dingen

 

lieden

 
vriend
 

Eustaas

 

wedervoer

 
bewijzen

benadeelen
 

geboorte

 
altijd
 

oorsprong

 

Bewijst

 
hunner
 

dienstbaarheid

 

leggen

 

Vrijgeborene

 

schertste


geborene
 
gerucht
 

leenhouders

 

ontstaan

 

bestaan

 

inzicht

 

vorsten

 

hadden

 
Voordat
 

daarvan


genoten

 
zegevierend
 

verlossing

 

Jeruzalem

 

valsch

 
riepen
 

eenige

 

stemmen

 

Palestina

 

betaalden