FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171  
172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   >>   >|  
s overlaten, het ware onmogelijk: de graaf zelf heeft de beide kampers bij name aangewezen. Wat zou men denken, indien ik terugtrad, ik, die den handschoen heb geworpen? Mij ontbreekt de mannelijke kracht nog niet, en ik zal toonen dat de oude Wulf Van Lampernisse nog de sterkte, de behendige kamper is van vroeger dagen. Dakerlia heeft ongelijk zich zoo diep te ontstellen. God zal mij Belpen; Hij zal in mij het recht laten overwinnen ... Wees toch redelijk, jonkver Witta; gij insgelijks, gij weent en snikt? Wilt gij beiden mij allen moed ontrooven?" "Maar wie is dan uw tegenkamper?" vroeg Robrecht. "Gij kent hem waarschijnlijk niet", antwoordde Segher Wulf aarzelende. "Zijn naam is?..." "Jakob ... van Waesten, meen ik." "Jakob? De Leeuw van Waesten! O, hemel!" "De Leeuw, de reusachtige ridder, voor wiens blik elkeen beeft? Hij, uw tegenkamper?" kreet Dakerlia op den toon der diepste wanhoop, "o, mijn arme vader! Wee mij, wee mij!" En zij verborg haar aangezicht op haars vaders hart, legde haren arm om zijnen hals, stortte tranen op zijne borst en bleef zoo ontroosbaar weenen en snikken, welke pogingen men ook aanwendde om eenige verlichting in haren verschrikten geest te brengen. VOETNOTEN: [Voetnoot 46: Zulke weigering van een tweegevecht door eenen ridder jegens eenen Kerel, om dezelfde reden, vindt men aangeteekend bij GALBERTUS, _Mem. rel. a l'hist. de Fr._, t. VIII, 252.] [Voetnoot 47: Het strijdperk noemde men _Krijt_ (Krettz). "Doe gingen sie uten _Crite_ keren Metten Crytwaerders totden Coninc." _Reinaert de Vos_, vers 7450 en 7451. ] IX De tijding, dat er dien namiddag tusschen twee ridders een kamp om leven en dood zou worden gestreden, had zich wondersnel tot in de uiterste hoeken der stad verspreid. Ook reeds lang voor het gestelde uur verdrong zich de menigte niet alleen op den burg, maar zelfs in de aanpalende straten. Volgens het bevel des graven, had men op het binnenplein van den burg den _krijt_ gesteld, dit is eene vierkante omheining van houten palen met dikke koorden, die niemand mocht overschrijden en waarbinnen de kamp moest geschieden. Aan elk der beide uiteinden van het vierkant, langswaar de strijders binnen het perk zouden treden, stonden vier krijtwaarders en twee trompers of bazuinblazers. Achter hen, binnen een insgelijks voorbehouden omtrek, hielden zich de twee kampers nevens hun strijdpaard, in afwachting dat het sein tot d
PREV.   NEXT  
|<   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171  
172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   >>   >|  



Top keywords:

ridder

 

Waesten

 

tegenkamper

 

insgelijks

 
Dakerlia
 
Voetnoot
 

kampers

 

binnen

 

noemde

 

tusschen


ridders

 
worden
 

gestreden

 

aangeteekend

 
hoeken
 

Krettz

 
uiterste
 
GALBERTUS
 
wondersnel
 

gingen


namiddag

 

Crytwaerders

 
strijdperk
 

Metten

 

totden

 
Coninc
 

tijding

 

Reinaert

 
aanpalende
 
strijders

zouden
 

treden

 
stonden
 
langswaar
 

vierkant

 

waarbinnen

 

geschieden

 

uiteinden

 
krijtwaarders
 

trompers


nevens

 
strijdpaard
 

afwachting

 

hielden

 

omtrek

 

bazuinblazers

 

Achter

 

voorbehouden

 

overschrijden

 

dezelfde