FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170  
171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   >>   >|  
ou, evenals vroeger, dengenen bijstaan die het recht verdedigt. Gij hebt wel gedaan en uwen plicht vervuld, met de lasteraars der Kerels tot zwijgen te brengen, maar ik ben toch zoo gelukkig dat Ghyselbrecht den kamp heeft geweigerd! Mijnen vader, mijnen goeden rader blootgesteld weten aan gevaar, aan doodsgevaar, ach, de gedachte alleen doet mij sidderen als een riet!" "En toch moet ik vechten, mijn kind." "Hemel, gij moet vechten?" "Dezen namiddag, te twee uren." "Neen, o neen, Ghyselbrecht heeft geweigerd!" "Ja, maar een ander ridder heeft mijnen handschoen opgeraapt en den kamp aanvaard." Dakerlia sloeg zich de handen voor de oogen en begon te weenen. "Maar, mijne lieve Dakerlia, waarom zulke bittere tranen te storten?" zeide Robrecht. "Uw heer vader zal niet strijden. Ik neem zijne plaats in en zal kampen tegen zijnen vijand. Ik ben jong en sterk." "Gij, Robrecht, gij vechten in den krijt!" riep Dakerlia met nog meerdere verschriktheid. "Ik of uw vader; een onzer moet toch den geworpen handschoen lossen." "Zwijgt, zwijgt beiden; gij doet mij sterven van angst!" "Wat gij mij voorstelt is onmogelijk, mher Sneloghe", zeide Segher Wulf. Dakerlia slaakte eenen luiden gil. Haar vader vatte hare hand en sprak troostend: "Nu, mijn kind, ontstel u niet zoozeer over een voorval dat een ridder elk oogenblik in zijn leven kan ontmoeten. Gij, zoo moedig en zoo fier, zoud nu misschien gaan wenchen dat ik laffelijk den wreedsten hoon verdrage? Ik begrijp: het geluk dat u zoo mild toelachte is bedreigd, niet waar? Uw huwelijk ..." De maagd legde, met eenen pijnlijken kreet, de hand op den mond haars vaders en versmachtte dus het woord dat haar kwetste. "Mijn huwelijk, mijn huwelijk?" morde zij. "Zie, ja, mijn geluk was te groot, het moest gestoord worden; ik heb het voorgevoeld, ik heb het gedroomd ... maar indien mijne smart en mijn schrik eene andere bron hebben dan de liefde tot u, mijnen vader, dat de alziende God mij terugwerpe voor altijd in het ijselijk verdriet dat mijnen boezem heeft verknaagd!" "Ik bid u, mher Wulf, laat mij voor u in het strijdperk treden", zeide Robrecht. "Niemand kan twijfelen aan uwen moed. Gij hebt zoovele schitterende bewijzen uwer onversaagdheid gegeven. Nu zijt gij reeds oud. Ik ben behendig en sterk. Stem toe; laat mij de eer van Dakerlia's vader wreken!" "Ik dank u om uwe dienstvaardigheid, mijn vriend Sneloghe", sprak mher Wulf. "Al wilde ik u mijne plaat
PREV.   NEXT  
|<   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170  
171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   >>   >|  



Top keywords:

Dakerlia

 
mijnen
 

huwelijk

 
vechten
 
Robrecht
 

ridder

 

Sneloghe

 

handschoen

 
Ghyselbrecht
 
geweigerd

begrijp
 

bedreigd

 

toelachte

 

vaders

 

versmachtte

 

pijnlijken

 

verdrage

 

vriend

 
ontmoeten
 
dienstvaardigheid

moedig

 

oogenblik

 

laffelijk

 

wreken

 

wreedsten

 

wenchen

 
misschien
 
alziende
 

terugwerpe

 
altijd

liefde

 
hebben
 

ijselijk

 
bewijzen
 
verknaagd
 

Niemand

 
treden
 

boezem

 

twijfelen

 
verdriet

schitterende

 

zoovele

 

andere

 

gegeven

 

kwetste

 

strijdperk

 
behendig
 

indien

 

schrik

 

onversaagdheid