het bosch. Hier toonde hij hun den burcht van Straten die, op een goed
boogschot van daar, als een logge steenberg met zijne torens tegen den
donkeren hemel nog donkerder uitloste.
"Legt uwen last ter aarde, rust een weinig en verzamelt uwe krachten",
fluisterde Burchard, terwijl hij van de eene bende naar de andere ging.
Hij keerde terug tot den boord van het bosch, waar zijne vrienden de
Keurmans, met Ivo-den-wolvenjager het oog bespiedend op den burcht
hielden gericht.
"Men waakt ginder", murmelde een hunner. "Zie daar, boven den muur,
nevens de poort, die bewegende vlekken. Zijn het geene menschenhoofden?"
"Zeker", bevestigde Ivo. "Donker is de nacht, maar staal glinstert nog
in de duisternis: het zijn stormhoeden of zwaarden."
Burchard overspande een wijl zijne gezichtskracht en zeide dan:
"Ja, men waakt; men weet van onze komst. De bespieder, dien wij onderweg
met eenen pijl troffen, heeft ons verraden ... Zij zijn talrijk en pogen
zich voor ons te verbergen. Het spel zal hard zijn. Des te beter, ik zal
mijne vermoorde gezellen in ruime maat kunnen wreken. Ziehier wat wij
gaan beproeven: de twee minst zware ladders zullen wij over de gracht
tot voor de ophaalbrug leggen om de ketens te bereiken en ze te
verbrijzelen. Dan zullen wij met den stormram tegen de poort beuken en
zoo den burcht binnen dringen. Gaat nu bij onze gezellen en deelt hun
dit inzicht mede, elk voor het zijne. Zegt den ouden Lambrecht dat hij
met een tiental mannen in het bosch blijve om de gekwetsten te
verzorgen."
Een weinig later was alles gereed tot den aanval. Bij elken ladderdrager
stond een gezel die hem eene korenwan boven het hoofd moest houden.
Daar de wannen van wederzijde dus opgeheven waren, vormden deze
beschutsels boven elk ladder een voortloopend dak, waaronder dragers en
strijders tegen pijlen en steenen, ja, zelfs tegen werpvuur waren
beveiligd.
Men verliet langzaam het bosch, met de hoop dat men bij eene volledige
stilte misschien de aandacht der wakers zou ontsnappen.
Alles ging naar wensch, totdat de Kerels de gracht van den burcht zouden
naderen. Dan vertoonden zich eensklaps vele hoofden boven den hoogen
muur; de boogpezen klonken en de pijlen snorden door de lucht, terwijl
een schaterende spotlach binnen den burcht hergalmde.
"Vooruit, vooruit de ladders!" kreet Burchard. "Schutters, mikt daar
boven de poort. Geeft dien lachers spel, totdat wij hunne hoonende
vreugd in hun bloed versmachten. Vooruit
|