ildwacht of bespieder. Men waakt op
den burcht!"
"De man zal niet verre loopen", bemerkte degene die het laatste schot
gelost had. "Mijn pijl is hem waarschijnlijk door de borst gegaan."
"Daarin bedriegt gij u", zeide een andere. "Hij zal waarschijnlijk
slechts aan den arm gekwetst zijn; ik ken dit: zijne klacht was een
smartkreet, maar geen doodsschreeuw. Daarenboven, gij hebt hem hooren
wegloopen, zooverre dat het gerucht zijner stappen geheel en zachtjes
uitstierf. Wie leert zulke dingen aan mij, Ivo-den-wolvenjager?"
"Laat ons zwijgen", onderbrak Burchard. "Hoe het zij, gaan wij met
voorzichtigheid en in stilte!"
Hij stapte hen vooruit en bracht hen door eenen afgelegen weg aan zijn
landgoed, dat wel geen eigenlijke burcht was, doch waarvan het voorname
gebouw eveneens met eenen hoogen muur en met eene diepe gracht was
omsloten.
Gansch alleen begaf hij zich over de brug tot bij de poort, en klopte
daar op der Kerlen wijze, dit is te zeggen twee slagen en dan, na eene
rust, nog een derden, hard en kort.
"Vliegt de Blauwvoet?" vroeg eene stem van binnen.
"Storm op zee!" antwoordde Burchard. "Doe open, Alijn, ik ben het."
De poort draaide krijschend op hare hengels en al de Kerels traden
binnen den ringmuur op den wijden neerhof.
Hier werden een paar toortsen ontstoken en alles tot den aanval tegen
den burcht van Straten in gereedheid gebracht.
Te midden van den neerhof lagen drie zeer hooge ladders nevens eenen
zwaren eiken balk, aan welks einde een ijzeren ramshoofd met dikke
banden was vastgesmeed. Een weinig verder had men vele in olie gedoopte
kempbundels en toortsen van pijnharst in eenen hoop te zamen gelegd, en
daarnevens houwelen, hamers, haken en koorden.
Burchard verdeelde zijne mannen in kleine benden en schikte ze op den
neerhof in eene soort van stoet.
Vooraan stonden vele kruisboogschutters, gansch onbeladen en gereed tot
onmiddellijke verdediging; achter dezen de dragers der drie groote
ladders, dan de twintig man op wier schouders de eiken balk rustte, en
eindelijk degenen die de koorden, houwelen en brandstoffen aanbrengen
zouden, allen nog opgevolgd door eene bende handboogschutters als
achterhoede.
Zoohaast alles vaardig was, werden de toortsen uitgedoofd en de stoet
trok in de diepste stilte door de duisternis over de brug.
Burchard leidde hen langs eenen verborgen weg door dicht geboomte, beval
nog meer stilte en bracht hen eindelijk tot bij den uitersten boord van
|