ehouden zijn, voor
hij zelfs de grenzen van ons kleine Holland had bereikt! Maar toen was
zoo iets heel gemakkelijk, er waren geen spoortreinen, geen telefoon,
geen telegraaf. De daad der gewelddadige ontvoering verliest daarom alle
onwaarschijnlijkheid voor wie haar in het kader van haar tijd beschouwt.
Er is echter meer, dat voor wie niet naar dien tijd ziet, de figuur
misschien onwaarschijnlijk, en voor wie dit wel doet haar integendeel
zeeer levenswaar maakt: _R._ leeft in de jaren onmiddellijk voorafgaand
aan de groote [p.289] Fransche revolutie, een tijdstip, waarop de meest
barre sexueele ontaarding in Fransche kringen heerschte, de tijd van
o.a. den beruchten markies de Sade; de invloed van de Fransche cultuur
deed zich toen zeer sterk gelden in ons land; _R_. wordt ons bovendien
nog voorgesteld als een cosmopoliet.... Wij behoeven, dit alles wetend,
hem maar aan te zien, om in zijn geestestoestand een van die fijn in
elkander overgaande en nog aan den aanvang der helling liggende
glooiingen te ontdekken, welke dalen naar den afgrond van sexueele
misdaad-waanzin van de Sade. Er is een psychologisch-fijne passage in
een brief van R. aan zijn vriend G. die dit feit m.i. belicht. Ziehier:
Waarlijk, ik bemin haar; dat is al de zwarigheid; en nooit verlaat
ik het wicht, of ik ben razende zot naar haar; en wat denkt gij? ik
heb nog nooit haar hand gekust: 't is waarachtig, Jan.
Zij is onnoozel, dat is het, dat mij zoo ingetogen maakt: want
hoevele vrouwen ik ook bedierf, ik heb nogal regard voor brave
meisjes. _Een lichtvaardige is mijn pop niet, al was zij zoo schoon
als deze meid_.--
R. heeft zeer sterk in zich het verlangen te verderven en geniet van het
verderven. Dit nu is niet iets wat voornamelijk tooneelsnoodaards eigen
zou zijn, maar het is niets anders dan een soort geestelijk sadisme. Het
is hem niet zoozeer om het natuurlijk sexueel genot te doen, als wel om
het perverse van het _verleiden_, van het _doen vallen. Daarom_ "is een
lichtvaardige zijn pop niet," omdat n.l. aan zoo eene reeds te veel
bedorven is en niet genoeg meer naar zijn zin te bederven valt, en niet
omdat lichtvaardigheid iets afstootends in zijn oogen zou hebben! Want
als hij, in eenigszins los verband daarmee, zegt, dat Saartjes
onnoozelheid hem ingetogen maakt en hij nog al regard voor brave meisjes
heeft, dan is dat in openlijken strijd met zijn daden en woorden, en,
indien hij 't meent en 't ge
|