j worden overtuigd door dit briefje: hier is
iemand, die dien ander heelemaal doorziet en dat niet met inspanning en
door berekening, maar als vluchtig hem even bekijkend en dan in uiterste
geringschatting weer onmiddellijk over hem heenziend. En niet alleen de
nietigheid van den een, maar ook de groote waarde van de ander is ons
plotseling duidelijker, zekerder geworden, dan door het aanbrengen van
honderd argumenten zou zijn gebeurd. Ik heb over dit alles even
uitgeweid, om het volgende te kunnen zeggen: Wat hier plaats vond op een
vrij laag en vrij klein plan _geschiedt altijd in een kunstwerk_. En
kunst blijkt hier weer scherp tegengesteld aan wetenschap te zijn.
Slaagt de wetenschap alleen door bewijzen en redeneeringen er in, u van
de waarheid harer beweringen te overtuigen, de kunst kan [p.286]
bewijzen en redeneeringen missen, zij overtuigt u van de waarheid harer
voorstellingen reeds door ze te stellen alleen! Wie kan geloof weigeren
aan de waarachtigheid van Shelley's liefde of wie vermag te twijfelen
aan de levensechtheid der menschelijke monsters door Zola gebeeld?!
Begrijpt ge dit, dan ziet ge ook nu wel in, dat kunst onder alle
levensverschijnselen een van de meest verhevene is, want haar is de
macht gegeven, het menschdom te overtuigen van de waarheid harer
uitingen _zonder hen te bewijzen_. En zij is in dit opzicht met een van
die zeldzame menschen te vergelijken, wier adeldom zoo sterk uit hun
heele wezen en al hun daden en woorden spreekt, dat hen te hooren,
tevens hen onwankelbaar gelooven is.
* * * * *
Er zou nu nog veel over vele figuren in onzen roman geschreven kunnen
worden. Over _Pieternelletje Degelijk_, dat prachttype van een
ouderwetsche meid; over juffrouw _Hartog_, die kostelijk-typische en
innerlijk verdorven blauwkous, met 'r venijnige lastertong en 'r malle
inbeelding; over Cornelis Edeling den advocaat; over den geleerden en
braven _Helmers_; over _Lotje Rien du Tout_[54], dat prachtbeeld van
onbenulligheid; over _Stijntje Doorzicht_, die verpersoonlijking van
aangeboren wijsheid en deugd; over _Anna Willis_, de min of meer
verwaande, zurige, al te bedilzieke en soms sentimenteele vriendin van
_Saartje_. Maar ik zal over al die schitterende mensch-beeldingen niet
schrijven, zelfs niet over de laatste, al heb ik dat beloofd. (Gij zoudt
niet gelooven, dat mijn belofte te houden regel bij mij is, zoo ik dien
regel niet ereis door eene uitzondering bevestig
|