enheden, zij het
met de beste bedoelingen, zou hebben misbruikt.
Maart 1914. DE SCHRIJVER
* * * * *
HOE LITERAIRE KUNST GELEZEN EN GENOTEN MOET WORDEN[1] [p.206]
Ik wil nu met u spreken over literatuur, haar wezen, haar verhouding tot
eenige andere grootmachten van het geestelijk leven, het geluk en de
veredeling, die zij geeft en hoe deze in u komen kunnen. Wat ik daardoor
wellicht vermag, is: u haar te doen begrijpen met uw _verstand_. Het
geluk en de veredeling, waarvan ik sprak, zult ge echter niet deelachtig
worden voor gij haar zult begrepen hebben met uw _gevoel_. Is dat
gebeurd--tegelijkertijd zijn zij in u. En gij zult een rijkdom, een
troost, een toevlucht bezitten, wier weelde, wier innigheid, wier
beveiliging aan niets geleken kan worden, dat ge voor dien bezat. Maar
ook het eerstgenoemd begrijpen is geen geringe winste, en zal voor
sommigen uwer allicht het middel blijken te zijn, het laatstgenoemde te
bereiken. Veel zal afhangen van uw aanleg, uw ernst, uw wil, uw al of
niet inzien van de waarheid, dat op dat hooger levensplan, waarop wij
allen toch wenschen, dat ge eens zult staan, dit begrijpen noodig is als
brood, als werk. De bibliotheek-statistiek van onzen Bond is niet
bemoedigend. Ware die de steunstaf van mijn hoop, zij deed beter met
niet op weg te tijgen; zinnelijkheid en lust tot grof romannetjes-
geprikkel, verlangen naar verhit "geboeid"-zijn, deze, leert die
statistiek, zitten bij de massa uwer voor, zijn haar raadgevers bij het
boeken-kiezen. Maar mijn hoop [p.207] leunt op een anderen staf: de
adeldom van uw strijd, de worsteling uwer klasse. Die strijd is ook de
groote Drijver, die u drijft. Zelf edel, stoot hij u het edele van het
leven tegemoet. Hij de hijgend zwoegende, bezweet en zwart, worstelt uw
massa op de hooge wegen, waar de blanke, lichte gedaanten staan:
Wetenschap, Kunst, Vrijheid. Gij moogt weerstaan of niet, hij stoot u
op. En telkens gaat zijn vorschersblik omhoog en zwaar ademend berekent
hij den afstand, de terugwenteling stuitend op zijn reuzenborst; dan
ziet hij weer naar ons, de medehoeders, mede-werkers, die in spanning
wachten of zij mogen helpen.... Soms mogen wij dan, een enkel maal
kunnen we.... Dit stuk wil zulk een hulp zijn.
* * * * *
Begin met dit goed te begrijpen: een voorwerp is altijd min of meer voor
_eenige_ doeleinden geschikt. Al naar uw inzicht, oogenblikkelijke
behoefte,
|