ladden, maar waar is waar! Hij was heel rijk, en
goed voor de kerk, o best! In onze kapel--want we hadden 'n kapel
in 't Simmenarie--hing 'n geelkoperen _Sebastiaan_ ('n heiligbeeld.
v.C.) met z'n lijf vol pijlen, wel duizend pond zwaar ... nu, die
was van hem. En opschepperig [p.243] was-i als we hem bezochten,
goedgeefs ... je hebt er geen begrip van! Aan brood of kaas of
karnemelk was nooit gebrek, al kwamen we met z'n twintigen ... net
'n zoete-n-inval! En z'n dochters zetten rozijnen op brandewijn, en
daar dronken wij simmenaristen van dat het 'n aard had. Maar dat
kregen we alleen als er feest was, doopen of paschen of trouwen, of
zoowat. En eens zou een van z'n dochters trouwen--'t was al de
derde, want daar de maskes veel meekregen, wou ieder ze hebben--en
wij kwamen gelukwenschen en werden best onthaald, maar de bruid
keek sip, (je zult later wel zien, waarom! v.C.) en we dronken
brandewijn op rozijnen, en er was 'n pret van belang ... op de
bruid na! Maar op eens ... och, jongeheer, ik had 't je eigenlijk
niet moeten vertellen. Je belooft me toch zeker dat je er nooit
over spreken zult?"
"Nooit, nooit, m'nheer, op m'n woord van eer!"
"Wat? Nu, je belooft het, dat 's genoeg."
Dat "op m'n woord van eer" van Woutertje, die zich voortdurend een
ridder of zoo iets droomt, is kostelijk. Maar nog kostelijker is Jansens
verbaasde "Wat?" daarop, en allerbest dat hij in z'n eenvoud heelemaal
niet begrijpt, dat Woutertje daar iets heel plechtigs mee bedoelt,
integendeel, hij schijnt het iets minder dan een gewone, eenvoudige
verzekering te achten, maar enfin, denkt hij, hoe gek ook, hij heeft 't
beloofd, dat is genoeg!
Dat ik schik van de zaak gehad heb, is waar, en nog! Want je zult
hooren hoe sterk ik geweest ben, en toch was ik nog niet eens
terdeeg uitgegroeid. Je begrijpt, 'n jongen in _theologie-tweede_
is anders nog niet veel mans. Nu, we aten en dronken, en er zou
gedanst worden ook. Dit mocht eigenlijk niet, en als 't in 'n ander
huis gebeurd was, zouden we zeker straf gekregen hebben, maar
_Rector_ zag wat door de vingers als 't bij Koremans gebeurde, om
dien _Sebastiaan_, weet-je, en ook omdat-i weleens in z'n wagen
naar stad reed en roomkaas kreeg. Ik was dol op dansen ... in dien
tijd. Nu zou 't niet meer staan! En ik zou dansen met de bruid, die
ik gra
|