broertje, wel hoe is het nu nog al met je?"
--"'t Gaat nog al; maar men hoofd, men hoofd!"
--"Wel dat is droevig, maar je vergt je ook wat veel."--"Ja, 't is
mijn ambtsbezigheid; en hoe vaart zuster? Je schijnt wel wat
onthutst."--"Ja, dat ben ik ook, 't is niet altijd het effen wegje,
broertje." (Tegen Brecht): "Ei meid, is er niet wat? dan zou
broeder hier maar familiaar blijven." (Tegen mij): "Toe lieve
Saartje" (was dat uit te staan, lieve Saartje, en mijn wang gloeide
nog van den slag) "bak jij nou eris schielijkjes wat dunne
pannekoekjes, broeder lust ze zoo graag."
Dit stuk dialoog is alleruitmuntendst! Het is zoo voortreffelijk, dat
men de woorden lezend, ook onmiddellijk de gebaren der sprekers, hun
lichaamshouding, hun gelaatsuitdrukking erbij ziet en men dus de hier
ontbrekende plastische uitbeelding van dit alles door de auteurs,
heelemaal niet mist. Voelt ge het quasi-zachtmoedige, wee-zoetsappige
van al die verkleinwoordjes: "broert_je_," "weg_je_," "schielijk_jes_."
Je _ziet_ daardoor de "peulemondjes," de zalvend-vromig half
neergeslagen oogleden, het dierbaar-goedige glimlachje!
Ik sloot mijn clavier en zei: 't is wel, tante. Ik ging naar de
keuken en bakte helder[14] door; maar-ik-at-die-al-bakkende-zelve-op.
Die in den bouw van dit zinsdeel wel wat vreemd uitziende
verbindingsstreepjes, hebben, naar ik vermoed, ten doel nadrukkelijk aan
te geven, dat de beide handelingen van bakken en opeten, zoo haastig, en
als 't ware ongescheiden, verricht werden, dat ze tot een handeling
werden. Deze streepjes beoogen en bewerken dus een zuiver artistiek
effect: _'t duidelijker aan den lezer voor oogen stellen van wat er
gebeurt_, 't geen hier inderdaad het guitige en lachwekkende zeer
verhoogt. En in zooverre is deze plaats dus als een voorloopster [p.204]
te beschouwen van het gebruik van verbindingsstreepjes in de moderne
literatuur, waar het ook vaak dient ter versterking of fijne nuanceering
van gevoelsverwoording, plastische uitbeelding, enz.--
Dat is de eerste trek, dien ik haar speelde, hoe zelden ik mijn
genoegen krijg.
Ik moet hier alles doen, want Brecht is een lomp schepsel en snuift
sterk. Toen ging ik, terwijl Brecht in huis klungelde, de tafel
dekken. Brecht eet met ons, want het is zuster[15] Brechtje, moet
je weten, Letje. Tartuffe[16] zou een goed woord spreken, maar de
vent bad (zoo noemen zi
|