ter weet
wel meer van de wereld en van de Schrift dan ik, en ik ben dertig
jaar ouder. Voor ik naar Frankrijk ging, zei ik: kind, lees je jou
gebed 's avonds stipt uit Mell?[25] "Mijnheer," zei ze, "ik bid uit
mijn eigen hart; ik weet immers beter, wat ik nu noodig heb, dan
Mell voor vijftig jaar dat raden kon?" Wat denkt gij dat ik toen
zei? je zult, bij dit en dat, jouw gebed [p.272] uit Mell lezen,
omdat ik het doe? Mis mannetje! ik zei, dat 's waar, je hebt groot
gelijk; en anders zou zij denken dat ik haar vijand en niet haar
welmeenendste vriend was. Hoor, Jan Edeling, gij hebt nu veel meer
verstand dan ik, doch daar heb je mis in. 't Is op mijn woord, jij
hebt mis.
_God de Heer geeft ons, zijne kinderen, wel reden van zijne
bevelen: "doe dat, opdat het u welga," staat er dat niet in den
Bijbel? En zullen wij nu zoo misselijk en zoo boos zijn, dat wij
onze kinderen, in plaats van brood, slangen en schorpioenen in den
mond proppen? Had, bij gelijkenis, Luthers vader eens gaan zeggen:
"Luther, ik versta niet, dat je Luthersch wordt, jij zult paapsch
blijven, want wij zijn van 't begin van de wereld af allemaal
paapsch geweest; en zoo jij 't in den kop krijgt om van ons oud
geloof af te gaan, zullen wij eens wat anders bij de hand vatten."
En was Luthers vader evenwel zoowel de vader van Luther niet, als
Jan Edeling vader is van zijnen zoon Hendrik; en waar was dan je
heele geloof gebleven?_
Enzoovoort, enzoovoort. Het is van a tot z, een behendig den
tegenstander in z'n zwakste zij aanpakken. Hij begint, door er een
tafreeltje van op te hangen, hoe gelukkig hij zou zijn geweest, indien
hij "vader over een half dozijn jongens en meisjes ware," met in
_Edeling_ de gedachte wakker te roepen: "Ja, zoo'n troep kaboutertjes om
je heen, dat is inderdaad heerlijk, daar heeft die Blankaart wel gelijk
mee, hoe 'n geluk zou 't zijn, als nu op m'n ouden dag, zoo'n troep
lieve kleinkinderen aan m'n knieen kwam spelen.... Handel ik eigenlijk
niet heel dwaas en zelfs slecht met mij langer tegen Hendrik's huwelijk
te verzetten?..."--Na dit gedaan te hebben, verwijt hij Edeling
bedektelijk, dat deze nimmer zijn kinderen "voor hun eigen kleine
zaakjes" iets in 't midden liet brengen, noch, klaarblijkelijk, ooit God
voor zijn "snelle kinderen" had gedankt en evenmin, ook al wist hij dat
zijn kinderen iets beter inzage
|