iet alleen de drie fijnen en het schattige Brechtje--je weet wel die
[p.202] dronken tobbe--in kennen, maar ook de schrijfster-zelve: onze
_Saartje_. En als ge nu na het lezen den indruk krijgt: ja maar die
Saartje moet dan toch iets van een kunstenaar in zich hebben, om zoo te
kunnen schrijven, dan zult ge in dit geval _niet_ bedrogen uitkomen.
_Saartje's_ figuur is allervoortreffelijkst gecomponeerd en alles wat
zij doet, schrijft of zegt, vloeit volmaakt-zuiver uit haar eens gegeven
persoonlijkheid voort. Men kan zonder bezwaar haar als een zeer begaafde
beschouwen.
Ziehier den brief:
Douce et tendre Amie![8]
Je suis enrage[9] op het oud wijf,--op mijne tante; ik wil geen
week langer blijven; 't is of ik in de hel woon. Mijn tante heeft
zeer veel van zijn Satansche Majesteits karakter; en Brecht
verdient wel een schoonen dienst in zijn onderaardsch rijk.... Ja!
bons wat aan; ik zal niet antwoorden, ik zal ook niet open doen.
Sus! daar hompelt zij, al grommende, den trap weer af. Goeie reis
naar beneden! Ik moet, ma chere,[10] u eens een scene teekenen, die
u niet zal uit de hand vallen.
Woensdagvoormiddag raasde zij als een bezetene, omdat ik eenige
nieuwe aria's speelde (Dat's een wijf ook?). Zij werd geholpen door
haar hottentot van een meid, die mij dorst zeggen, dat zij ook
danig ontsticht was.
Dit trekje is goud waard! Men _ziet_ het gemeene vrouwmensch, die,
zoolang haar meesteres rijk is, haar naar den mond praat en haar
later, als ze arm is geworden, brutaliseert en in den steek laat,
hier met schijnheilig gezicht meepraten van dat ze "ontsticht" is.
Zij, die natuurlijk te dom, te ongevoelig en te beestachtig is, om
hetzij gesticht of ontsticht door muziek of door wat ook, te kunnen
worden. 't Is van een buitengemeen komische kracht!--Heb jelui ook
wel opgelet wat een uitstekend beeldend woord dat "hompelen" is?
Met wordt er gebeld. Brecht, die volmaakt een zog van een
bollebuisjeswijf[11] gelijkt, waggelde naar voor, en tante gaf
[p.263] mij een verbruide[12] oorveeg, omdat ik bleef spelen.
"Juffrouw, daar is Sinjeur Benjamin." "Wel hede, laat broeder maar
achter komen." Daar kwam broeder, een luie zuipzak van een kerel,
in een paarschen japon;[13] (men zou wel zeggen, wie of zoo een
verloopen slagersknecht, toch een japon heeft leeren dragen.)
"Welkom,
|