de gebeelde figuur als echt kunnen voelen en
doorvoelen, tenzij zij in een brief aan een andere figuur sprekend wordt
opgevoerd, 't geen natuurlijk niet altijd kan en wanneer het kan, ons
meestal, weer op 'n andere wijs, op 't onnatuurlijke van het genre
opmerkzaam maakt. Want, om een ander, waarlijk levend, in 'n brief te
beelden, om diens dialoog waarlijk levend te doen zijn, moet
noodzakelijkerwijs de briefschrijver _kunstenaar_ zijn! Is de
briefschrijver [p.201] ons echter niet als zoodanig voorgesteld en
bereikt hij dat alles toch in zijn brief, dan vinden we zijn figuur
onecht, dan is deze niet meer dan een marionet, die door den
romanschrijver in beweging wordt gezet. Bereikt de briefschrijver dat
alles echter niet, dan vinden wij zijn figuur wel echt, maar welke
schade lijden we niet doordat we den levenden dialoog van de in zijn
brieven ten tooneele gevoerde personen en dier levensechte,
plastisch-goede uitbeelding moeten missen!--En ook z'n onafscheidelijke
en onvermijdbare moeilijkheden heeft het genre: wanneer er een of ander
gewichtig voorval plaats vindt, waarbij het door de compositie van den
roman noodzakelijk wordt alle met elkaar in correspondentie zijnde
hoofdpersonen _aanwezig_ te doen zijn, dan blijft er niemand over, aan
wien een brief geschreven kan worden, die over dat voorval handelt! En
die brief _moet_ toch geschreven, anders komt _de lezer van den roman_
het voorval niet aan de weet! Zulk een moeilijkheid moet dus overwonnen
worden en zij wordt het dan ook, maar--door een kunstgreep. Als _Hendrik
Edeling_ ten slotte met zijn aangebeden _Saartje_ trouwt, dan laten onze
schrijfsters de aanstaande schoonmoeder van _Cornelis Edeling_ ziek
worden, opdat haar dochter niet op de bruiloft zal kunnen zijn _en dus
die 'r aanstaande de gelegenheid zal hebben, haar een brief te
schrijven, waarin hij over de bruiloft verslag uitbrengt!_
Maar nu basta! We hebben genoeg getheoretiseerd. Mijn aangebrande soep,
mijn belegen grutterswaar, mijn blauwige aardappels zijn op; nu komen de
sappige vruchten van het werk zelf!--
* * * * *
In den nu hier volgenden brief door _Sara Burgerhart_ geschreven aan
_Aletta Brunier_, een schoolvriendin, die zij weer eens toevallig
ontmoet heeft en op wier raad zij weldra bij de _Wed. Buigzaam_ in huis
zal gaan, vertelt zij iets van haar leven bij haar lief tantetje
_Hofland_. Het is een buitengewoon geestig en guitig stukje. En ge leert
er n
|