elf-geringschatting
verklaren dit voldoende. Trouwens, ware het anders, dan zou deze
smetteloos-reine toch onmiddellijk den omgang met Liesje afgebroken
hebben om haar liefde niet aantewakkeren. Vandaar dan ook, dat hij zegt,
dat hij _misschien_ Kruger wel eens zou meegenomen hebben. D.w.z. hij
zou misschien toegegeven hebben aan den aandrang van den vriend, om hem
mee te nemen, maar met zijn volle instemming zou hij dat niet gedaan
hebben. Immers hij was natuurlijk van meening, dat Kruger haar liefde
niet mocht aanwakkeren. En dit is dan ook de reden hier, waarom hij,
zooals we merkten, innerlijk Kruger _geen_ "beste jongen" vindt. Daarna,
bij 't klimmen der jaren echter, zijn hem, in zijn stil peinsleven, de
oogen opengegaan. Hij heeft toen begrepen, dat Liesje _hem_ heeft
liefgehad. Maar dan, om zijn gemoedsrust te bewaren en de nijpende smart
om het verloren geluk tot zwijgen te brengen, is hij zich gaan _diets
maken_, wat hij _eerst_ in waarheid geloofde, nml. dat zij Kruger
liefhad. Als men weet hoe gemakkelijk menschen langzamerhand in de
waarheid van eigen vaak herhaalde onwaarheden gaan gelooven, dan
begrijpt men zeker, hoe betrekkelijk licht dit ook dezen _priester van
een suggestief wondergeloof_, in zijn _lang leven_ moet gelukt zijn. Op
't oogenblik dus, dat hij Wouter vertelt, dat Liesje Kruger liefhad,
vertelt hij geen _bewuste_ onwaarheid. Maar dan weer, door de
aandoenlijkheid van zijn verhaal--bij dat _bijna net zooveel_--uit zijn
zelf-gesuggereerde denk-sleur geheven, staat plotseling een vreeselijk
oogenblik, de lang weggeduwde, de diep verborgen waarheid, groot en
ontzettend voor zijn oogen, en in de duisternis van de poort snikt hij
zijn wee uit, om 't verloren heil ... de nutteloos uitgebloeide
liefde....
Hiermede zij de behandeling van _Woutertje Pieterse_ beeindigd.
En nu een bekentenis: voor het schrijven heb ik altijd een zekeren
angst, dat ik mijn onderwerp niet voldoende recht [p.249] zal doen
wedervaren, of, op deze plaats, te moeilijk zal zijn, daarna--zelden het
gevoel geslaagd te zijn....
Wat zal jelui na het lezen hebben? Mag ik mij vleien, dat het de
begeerte zal wezen, zelf het kunstwerk in z'n geheel te genieten?
* * * * *
NOTEN:
[1] Voor 't eerst gepubliceerd als inleiding tot de literatuur-afdeeling
van den boekerij-catalogus van den A.N.D.B.
[2] Op dit laatste: het innig-doorvoeld hebben van de eenheid van het
zijnde berust dit, w
|