jnlijk zinnelijke, oppervlakkige
van Pastoor Koens. En wilde hij ze al gelijk stellen, het woord besterft
hem op de lippen. Hij voelt dat dat heiligschennis wezen zou en hij moet
't zeggen, dat [p.248] heerlijke, ook ter wille van Liesje: dat zijn
liefde grooter was. Maar in 'n laatste poging zich-zelf neer te buigen
en z'n vriend omhoog te tillen, verkleint hij den afstand tusschen beide
liefden: "_bijna net zooveel_." O, het is om te schreien en te juichen
tegelijk....
Tot zoover was Jansen gevorderd met z'n vertrouwelijkheden, toen 't
paar de Haarlemmerpoort bereikte. Wouter had gaarne meer vernomen
van de roerende tragedie die niet recht scheen begrepen te worden
door een der hoofdpersonen zelf.
Immers Liesje was op _Jansen_ verliefd en deze denkt dat ze 't op
_Kruger_ was.
Hij voelde wel dat Jansen eigenlijk meer verteld had dan-i zich
veroorloofde te weten. Of _wist_ hij meer?
Er zit hier een moeilijkheid. We moeten daar even bij stilstaan. Indien
men zegt dat iemand meer vertelt dan hij zich veroorlooft te weten, dan
beteekent dit ongetwijfeld, dat het juist heel zeker is dat die
verteller het weet, maar dat hij eigenlijk zich-zelf of anderen niet
bekennen wil dat hij 't zeker weet. Daarna dan bij wijze van
tegenstelling te vragen: "of wist hij meer?" heeft geen zin. Wij moeten
dus aannemen, dat Multatuli tegen het gewone spraakgebruik in met dat
"meer dan-i zich veroorloofde te weten," bedoelde: meer dan-i werkelijk
_wist_. (Dus ironisch. In den zin van: meer dan-i zich de weelde
veroorloofde te weten.) En daarop volgt dan logisch: "Of wist hij meer?"
Het antwoord wordt in het volgend stukje tekst te _gissen_ gegeven.
Gedurende het doorgaan van de duistere bochtige poort had de man
gezwegen. De eigenaardige galm die door dat zonderlinge gewelf
dreunde en 't spreken moeilijk maakte, was daarvan zeker de
oorzaak. Maar toen ze weer in de open lucht kwamen, klaagde Jansen
over den vreeselijken tocht die hem de oogen vol zand gewaaid had.
"Zou je wel gelooven, jongeheer, dat ze 'r van tranen? En ik ben
moe ook."
Jelui zult al wel begrepen hebben, dat hij geschreid en daarom ook niet
gesproken heeft.--En nu het antwoord op de vraag, _of hij meer wist_?
Dit antwoord moet m.i. aldus [p.249] luiden: In zijn jeugd, _terwijl de
geschiedenis met Liesje voorviel_, dacht hij, dat Liesje niet hem, maar
Kruger liefhad. Zoowel zijn naiveteit als zijn z
|