iet _ge_bruikt, zoo ge iets anders er
mee doet! En hoedt u voor misbruik van geestelijken rijkdom! Ge kent wel
het begin der schade, maar het verre einde niet: de algeheele verwarring
van denkbeelden, het ongemerkt-langzaam maar zeker verergerend gebrek
aan onderscheidingsvermogen, de verstomping en verblinding van het
verstand en het gevoel door eenzijdige ontwikkeling. Misbruik is
verspilling, en een opkomende en worstelende klasse heeft niets, geen
splinter zelfs, te verspillen.
* * * * *
"Maar," vraagt ge nu, "hoe bereiken we dit, zulk een roman als kunstwerk
te genieten. Wij erkennen, we voelen ons verheugd als het verhaal en de
toestand der menschen in het verhaal voor onze levensbeschouwing, voor
onze politieke inzichten, voor de juistheid van ons geloof of ongeloof
pleiten, [p.209] toornig en verdrietig vaak bij het tegenovergestelde.
Ja, wij erkennen, dat er onder ons menigeen is, die leest, om zijn
zinnelijkheid te prikkelen. Zeg gij ons nu hoe we dit alles vermijden
kunnen en hoe we kunnen geraken tot dat hooge genot, dat gij bedoelt.
Want als gij zegt, dat deze onze blijdschap en onze toorn, dit ons leed
en ons verdriet niets met kunstgenot te maken hebben, ja, dat we dit
laatste zelfs kunnen hebben van een kunstwerk, welks geheele inhoud
lijnrecht tegen onze inzichten schijnt in te druischen, dan begrijpen
wij zelfs niet wat kunstgenot is."
Welnu, ik verlang niets liever dan u dit alles duidelijk uiteen te
zetten. Juist met die bedoeling heb ik mij nu aan het werk gezet. En
indien ge maar welwillend en met volle aandacht naar mij luisteren wilt,
dan kan ik 't ook. Want ik zeg niet quasi-bescheiden, dat ik 't meen te
weten, maar ik zeg stellig en vast, omdat ik 't aldus voel, dat ik 't
onwrikbaar zeker weet. Gij zult ook later inzien, dat de meening van
velen voor wie gij hoogen eerbied hebt en die dien eerbied ten volle
verdienen, met de mijne in strijd is. Maar daarom moogt ge nu niet aan
mij twijfelen, doch daar ik uw raadsman ben, aannemen wat ik zeg, tot
ge-zelf oordeelen kunt tusschen hen en mij. Bij eenigen uwer, begaafden,
zullen mijn woorden als een voleindende verheldering zijn. Zij zullen
plotseling veel in hun eigen voelen begrijpen, wat hun verstand tot nu
toe niet verklaren kon. Dezen hebben met hun gevoel begrepen, voor zij
't met hun intellect konden doen. Bij de anderen zal mijn betoog echter,
gelijk reeds werd gezegd, slechts een begrijpen-met-het-verstan
|