p, en ik houd m'n _Vulgata_--altijd met die eene pink, moet
je denken--tot quotidianum (= dagelijksch, voorkomend in den zin:
"geef ons heden ons dagelijksch brood." v.C.) van de derde. En
Stijn is niet eens heel vlug met 'r _Paters_. Als ik ze zelf zei,
bracht ik 't zeker tot _remitte_ (voorkomend in den zin: "en
vergeef ons onze schulden," v.C.) van de vierde, of misschien wel
tot _amen_. Maar ik moet je 'r bijzeggen, dat wij katholieken geen
kracht, macht en heerlijkheid hebben. (Het Katholieke _Onze Vader_
eindigt met: "Maar verlos ons van den booze." Het protestantsche
heeft nog dezen zin erbij: "Want U is het koninkrijk, en de kracht,
en de heerlijkheid in der eeuwigheid, amen." _Jansen_ zou dus een
sterker krachttoer doen als-ie de _Vulgata_ aan z'n pink liet
hangen gedurende 4 protestantsche Pater Nosters dan nu hij 't doet
gedurende 4, kortere, katholieke! v.C.) Dat scheelt altijd 'n
beetje. En ... er is niets apocriefs in de _Vulgata_ (De z.g.
apocriefe boeken: toevoegingen van later datum aan het Oude, zoowel
als het Nieuwe Testament, die niet hetzelfde gezag als deze hebben
en er niet mee op een lijn worden gesteld. De Vulgata is dus minder
_zwaar_ dan een protestantsch bijbel-boek waarin die apocriefen wel
zijn af gedrukt. De goeie man vertelt dat allemaal, om zich niet
"grooter voor te doen dan hij is"! v.C.) Met een protestantschen
bijbel zou ik 't wel laten, dat vat je wel." Neen, Wouter vatte het
niet! of althans hij begreep niet _alles_. Maar de conclusie nam-i
goedig aan. Hij hield zich overtuigd dat pater Jansen bijzonder
sterk in z'n pink was, en zou voor die overtuiging in den dood
gegaan zijn.
"Ja, 't is 'n heel ding niet waar? En dat kan nu pastoor Koens weer
niet. Zoo zieje dat God altijd ieder 't zijne geeft. _Maar ik heb
Stijn verboden 't hem te zeggen. Hij mocht eens verdrietig worden
omdat-i 't me niet na kan doen_, en dit hoeft niet, want _zulke
dingen komen toch in ons vak maar zelden te pas_.
Uit het _eerste_, door mij gecursiveerde, deel van dezen zin blijkt u
_Jansen's_ goedheid, maar het wekt tevens de hinderlijke gedachte bij u
op: hij zelf vertelt het, hij pronkt ermee, en daardoor gaat ge
twijfelen aan het echt-zijn dier goedheid I Maar het _tweede_ is van
zulk een bekoorlijke naiefheid--vooral dat "vak"!--dat ge inziet, dat
hij 't
|