deed....
Maar met dat al: dwepers kunnen geen maat houden. En daarvoor wil ik u
behoeden. En trouwens, wat hun 't noodigste was, is het nog daarom u
niet. Gij behoeft niet meer gewekt te worden. Gij zijt wakker, daar ben
ik zeker van. En die brandstof in u, die voedt geen
persoonlijk-revolutionnair, geen klein-flikkerend vlammetje meer, maar
hij helpt mede-voeden dat zekere en klare licht, dat socialisme heet.
Daarom: gij zult en moet _Multatuli_ kalmer genieten, gij zult
onderscheiden leeren. En o, vooral, gij moogt niet in de fout vervallen,
waarin zij vervielen:
... Een ieder mensch, een _mensch_, die met een Groote verkeert, voelt
vroeg of laat den drang, dien te gelijken. Die drang kan hem heilzaam,
maar ook onheilbrengend zijn. Heilzaam is zij hem, wanneer hij denkt:
Die groote mensch, dien ik zoo liefheb, is toch een mensch, hij moet dus
gebreken hebben. Laat ik oppassen dat ik niet, door mijn overgroote
liefde verblind, die gebreken overneem. Want die fouten, welke in 't
geheel van zijn ontzaglijke persoonlijkheid zoo gering lijken, zouden
mij, kleine, verpletteren. Laat mij groeien en genieten van zijn
voortreffelijkheden. Maar laat mij ook hierin wijs zijn: laat mij hem
niet _nabootsen_ in zijn deugden, want naaepen, dat is het werk van apen;
de plicht en het verlangen van menschen is: blijde te zijn met, te
genieten van het goede; hun wijsheid: te weten dat daardoor hun wezen
van zelf groeit en _natuurlijk_ en _geleidelijk_ beter wordt. Wat voor
_uw_ wezen van _zijn_ voortreffelijkheid geschikt is, dat eigent het
zich van zelf toe, mits gij u maar zoover opwerkt, dat ge [p.221] die
voortreffelijkheid kunt begrijpen en beminnen. Maar nabootsen, _vooral
niet_! Een mensch, die van de zon geniet, moet daarom niet voor zon
willen gaan spelen, noch zich verbeelden, dat hij stralen schiet....
Om u nu reeds in dit inleidend stuk het onderscheiden van Multatuli's
deugden en gebreken makkelijker te maken, zeg ik dit: zijn deugden
waren: een sterk ontwikkeld bewustzijn van eigen hooge waarde; een
machtig revolutionnair sentiment; een onbegrensde menschenliefde: een
heftig begeeren naar waarheid (welke hij echter nog minder vaak kon
bereiken dan hij anders had gekund, wijl hij gehinderd werd, ten eerste:
door de bitterheid van zijn geest, ontstaan door het ondervonden
onrecht; ten tweede: door zijn groote menschelijke en
kunstenaars-ijdelheid, waardoor hij niet nalaten kon te "poseeren"); een
in-staat-zijn zich op t
|