FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205  
206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   >>   >|  
twikkelde, maar daardoor wellicht des te frisscher menschen voelden, dat er iets nieuws, schoons, machtigs en van-kracht-heerlijks in hen openbrak, door hem. Wilt ge weten wat dat was?... 't Was hun revolutionnair gevoel! Dat, vrienden, is misschien het mooiste in een mensch. Het is 't opstandsgevoel tegen rechtsverdraaiing en leelijkheid in het leven. Dat wrokt en brandt in zoo'n jongen mensch. Toch brandt het maar met 'n heel klein vlammetje dikwijls, maar het leven vraagt daar niet naar, gooit elken dag weer nieuwe brandstof op, die door dat kleine vlammetje _niet_ verteerd wordt.... Dat geeft een teveel, dat geeft een drukking.... Zoo nu en dan schiet het vlammetje weer wat hooger op, maar er zijn nog dompers: "fatsoen," traditie en verkapitalistischt, vermaatschappelijkt, verwrongen kerkgeloof, en zoo waar, zoo'n jongmensch gebruikt die dompers zelf! Dat heeft men hem zoo geleerd. Tot daar plotseling zoo'n kerel, zoo'n reus bij hem binnenkomt, en die vraagt hem niet of hij 't goed vindt en ook niet aan "de menschen die zooveel ouder en wijzer zijn dan hij," maar die slaat kort en goed voor zijn oogen al z'n dompers stuk. En daar schiet zijn vlam omhoog en gaat ze heerlijk branden.... En hij begrijpt dat die man een weldoener van hem is ... o God, wat heeft z'n jong hart hem dan lief ... hij zou hem om den hals wel willen vliegen.... Welnu, zulk een man was _Multatuli_, en daarom hadden die verachte diamantslijpers hem zoo lief en dweepten met hem en omarmden hem.... Och neen, ze begrepen hem niet, wat je _begrijpen_ noemt, geen denken aan; wat kunnen hun zijn fijnheden, de rapheid zijner wendingen, het overdonderende zijner strijdhaftige geestigheid geweest zijn; maar zij begrepen, zij voelden, dat dit de stem was van hun eigen, gesmoorden haat; het ziende oog van hun hulploos, onbestemd en blind verlangen; de sterke hand, die hun tastende zwakke handen greep; zij zagen eindelijk eens [p.220] het ongekende wonder van een heerlijk mensch, die maling had aan de machtigen, aan de rijken; het wonder van een mensch, door wien een god had mogen spreken, en die nochtans niet anders dan der armen en verdrukten mond wou zijn! Wat schatten van liefde en dankbaarheid heeft hun ziel zich door hem verworven. Hoe hebben zij toen, in hun donker leven, door hem de heilige geestdrift gekend. En wie weet, of niet hij 't was, die voor 't eerst dat mooi-menschelijke in hen wekte, welks prachtige opvaart hun eenheid in den Bond verrijzen
PREV.   NEXT  
|<   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205  
206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   >>   >|  



Top keywords:

mensch

 

vlammetje

 

dompers

 

vraagt

 

zijner

 

begrepen

 
heerlijk
 
schiet
 

menschen

 

brandt


voelden

 

ziende

 

gesmoorden

 

geweest

 

wellicht

 

onbestemd

 

tastende

 

zwakke

 

handen

 
sterke

geestigheid

 

verlangen

 

hulploos

 

wendingen

 

omarmden

 

dweepten

 

diamantslijpers

 

daarom

 
hadden
 

verachte


begrijpen

 

rapheid

 

overdonderende

 

fijnheden

 

kunnen

 
denken
 

strijdhaftige

 

eindelijk

 

donker

 

heilige


geestdrift

 
gekend
 

hebben

 

verworven

 

opvaart

 

eenheid

 
verrijzen
 

prachtige

 

menschelijke

 
dankbaarheid