e offeren en een onwrikbaar vasthouden aan wat
hij goed en recht achtte.
Zijn deugden, als kunstenaar, waren: een ontzaglijk doorvoelings-en
uitbeeldings-vermogen (dat echter geschaad werd door een groot gebrek
aan objectiviteit); een vlijmscherp taal-begrip; een buitengewoon
geestig vernuft (dat m.i. slechts overtroffen wordt, maar dan ook ver,
door den grooten _Heine_, van wien hij trouwens veel geleerd heeft); een
rijke fantasie.
Zijn gebreken, ik heb er reeds eenige genoemd, waren meest de keerzijden
van zijn deugden: een anarchistische neerhalingswoede (keerzijde van
zijn revolutionnair sentiment); een soms zeer lichtzinnig oordeelen over
alles, wat hij maar gemoette (keerzijde van zijn
uiterst-vlug-denken-kunnen); een soms enorme zelfoverschatting en
minachtend neerzien op de allergrootsten (keerzijden van zijn
hooggestemde zelfachting); een uittartende en pralerige opzichtigheid
(keerzijde van zijn heldenmoed).--Gij moet dus, ik herhaal 't, zeer
critisch tegenover hem staan, u voor kinderachtige naaeperij, waartoe
deze suggestieve persoonlijkheid iemand makkelijk verleidt, zorgvuldig
bewaren en bovenal _dit_ goed begrijpen: dat de ontkennende, de
_negatieve_ houding van zijn geest, die _hem_ schoon stond, wijl hij
_groot_ was, en [p.222] _leefde in een tijd, die dat noodig had en 't
als 't ware zelf deed geboren worden_, u leelijk zou staan, niet alleen
wijl gij _niet groot_ zijt, maar omdat gij in een tijd leeft, die ook en
bovenal een _positieve_, een _bevestigende_ geesteshouding noodig heeft:
_het innig geloof in de waarachtigheid van het socialisme._ Vroeg _zijn_
tijd een ongebreideld, een naar eigen begeerte kampend mensch, _deze_
vraagt _gehoorzame soldaten_ voor het groote leger, dat strijdt in alle
landen voor menschenrecht en menschengeluk, soldaten niet gedrild tot
tucht, maar uit eigen weten en eigen vrije keus de tucht verkiezend
boven tuchteloosheid. Houdt ge u aan dit alles, wat ik u heb gezegd, dan
kunt ge zonder vrees dat oostersch-vreemde en prachtig land, dat
_Multatuli's_ werk is, bereizen en moedig de hellingen van dien
trotschen berg beklimmen, waarop bosschen vol van sappige vruchten
staan. Wat mij betreft, ik zal het nu bij deze, naar mij dunkt niet
ongemotiveerde, waarschuwing en uiteenzetting laten, en in de volgende
artikelen de _Geschiedenis van Woutertje Pieterse_, haar zooveel
mogelijk los makend uit de _Ideeen_ waarvan ze een deel is, zuiver
letterkundig behandelen, gelijk ik da
|