d
veroorzaken, voor ook dezen zich-zelf tot een begrijpen-met-het-gevoel
zullen gebracht hebben, zullen zij niet mogen oordeelen.
* * * * *
Zie eerst het onderscheid tusschen wetenschap en kunst: Wetenschap is:
het onderzoekende, betoogende en bewijzende. Kunst is: het
intuitief-ontvangende en het in-schoonheid-en-blijdschap-herscheppende.
_Vraag daarom aan de kunst geen [p.210] onderzoek, geen betoog en geen
bewijs. Vraag haar schoonheid en afspiegeling van scheppingsvreugde
alleen_.
Wetenschap is het keurende, schiftende, scheidende. Kunst echter is het
alles-omvattende. _Verwonder u daarom niet, dat_ ALLES _wat bestaat in
haar verheerlijking wordt opgenomen_. Wat bestaat in de stoffelijke en
wat bestaat in haar eigen verbeeldingswereld. Zij herschept en
verheerlijkt--want dit is een voor haar--zoowel het kleine leven der
dieren. (_Maeterlinck_) als het supreme leven der onstoffelijke werelden
(_Dante_). Zij herschept en verheerlijkt een rottend lijk (_Velasquez_)
zoowel als het heerlijkst ontbloeien van jong leven (_Herman Gorter:
Mei_, bijv. en ontelbare Anderen.) Zij herschept en verheerlijkt de
diepste afgronden van het misdadige en zinnelijke denk-voelen (_Les
Chants de Maldoror_) zoowel als het tegelijkertijd heerlijke en
smartvolle zich verliezen in een ander, wat een zeer liefdevolle en
hooggestegene bereikt heeft (_Epipsychidion_ van _Shelley_). Gij ziet,
ik beweer niet, dat zij dit alles doet, maar ik bewijs het u. Wat is
haar dan "onderwerp," wat zijn haar "meeningen" en "overtuigingen"! En
wat mogen zij u dan zijn, terwijl gij tot haar komt, gij, die haar wilt
genieten! Zij herschept het alles in vreugde en die vreugde is om hare
eigen scheppingskracht. _Die vreugde te hergenieten, dat is het
kunstgenot_. Ik zal u ook van deze stelling, voor zoover dat kan, een
verduidelijkend voorbeeld geven: In een vriendenkring, waartoe ik
behoorde, las een voor uit Gorter's _Mei_--Balders afscheid van Mei.
--De voorlezer was zoo door aandoening overmand, dat over zijn gelaat
die eigenaardige huiveringen bleekten en om zijn lippen die glimlach
van opperst en edel geluk was, welke aan de gelaatsuitdrukkingen van de
Verklaarden der middeleeuwen, in religieuse extase, doen denken. Toen
hij geeindigd had en vrijwel uitgeput en zwaar uitademend met gebogen
hoofd voor zich staarde, de edele glimlach tot een trek van
moeheid-door-geluk vervaagd, zei een der vrienden tot hem: "Jij had den
g
|