--De avonden na het afsluiten eener voordeelige
balance, beurtelings in den schoot van het een of ander gezin
doorgebragt, verkeerden in huiselijke feesten, op welke de vrouw van
Becker zich niet had geergerd aan de meerdere pracht in de woning van
Haeften, en die van de laatste er zich in verlustigde, dat alles bij den
eersten van welvaart getuigde, schoon zij er, en te regt, niet tot
weelde oversloeg.
Het was in het derde jaar hunner associatie, en de looper reikte op een'
Vrijdagmorgen den patroons de brieven over. Haeften opende er eenen, die
hun eene aanzienlijke order opdroeg. Becker liep een' anderen door, het
schrift danste hem voor het gezigt. O, als de bankbreukige wist, welk
leed hij aanrigt; als hij het bedacht, eer hij, den achteruitgang zijner
zaken onder telkens uitgebreider ondernemingen bemantelende, vermetel de
rust van een tien- of twintigtal huisgezinnen meer op het spel zet,--hij
zou van alle gevoel vervreemd moeten zijn, eer hij _quitte ou double_
waagde, eer hij zichzelven diets maakte, dat het hem _onder nul_ nog
vrij stond te beproeven, of de fortuin voor hem keeren wilde! Het was de
aankondiging van het faillissement van een' hunner grootste debiteuren.
Een huis, dat langer dan eene halve eeuw bestond--een huis, dat, tot op
den dag dat het zijne betalingen schorste, algemeen vertrouwen genoot
--een huis, dat, reeds sedert jaren, zijn crediet in den vreemde
allerhandigst exploiteerde. Wie begrijpt niet, waarom Becker, de
aankondiging inziende, verbleekte? Wie vermoedt niet te gelijk, dat in
het volgende oogenblik _groot houden_, des ondanks, zijne leuze was?
De klerken zaten om hem heen, en er waren onder deze, die zijne
ontsteltenis al hadden opgemerkt.
"Het had erger kunnen zijn," zei Haeften, toen hij op zijne beurt de
jobsmare had doorgeloopen.
--Het had erger kunnen zijn--voor iemand van Becker's gestel, van
Becker's geweten? oordeel zelf! Er kwamen geprotesteerde traittes voor,
door hen op het buitenlandsche huis getrokken, die natuurlijk dadelijk
gerembourseerd werden,--maar wier bedrag Becker voor oogen stond, toen
hij zijne arme vrouw en kinderen aanzag, door wier pas verworven
vermogen eene streep was gehaald, die er nu erger aan toe waren dan het
gezin van menig kantoorbediende--hij was Haeften schuldig!--Er moest
naar de beurs worden gegaan, en het gerucht had hun verlies reeds
verbreid, vergroot, vertienvoud; want de nijd had lang naar eene
gelegenheid uitgezien, het opkomend
|