verkeeren. Wanneer men niet dus
gekluisterd ware! "Wanneer ik nog alleen in de wereld stond!"
Eer ik u den toestand veraanschouwelijke, moet ik eene dubbele bedenking
weerleggen, die stellig bij u opkomt, al heb ik u straks met een woord
verzekerd, dat het allermoeijelijkst is te onzent met een klein fonds
zaken te beginnen, en ondoenlijk zonder. "Waarom," hoor ik vragen, nu
wij genaderd zijn tot den leeftijd, waarin dit beroep, waarin dat te
huis om strijd stuiten, "waarom klerk geworden op een koopmans-kantoor,
en niet op dat van een makelaar? die kan zonder fonds vooruitkomen!"
--en--: "Als kennis in handel nog iets waard is: waarom dan geen _associe_
gezocht, die geld heeft? wanneer de eene hand de andere wascht, dan worden
beide schoon."
Dat zij juist ware!
Makelaarsklerken--de tegenwerping verpligt ons, eenige jaren terug te
gaan--makelaarsklerken zijn doorgaans vrijwilligers, zonen, neven,
vrienden, en dus jongelui, die vermogen genoeg hebben, om uit eigen
beurs niet alleen de leerjaren goed te maken, maar ook de teleurstellingen
te bestrijden, aan het beginnen van elk beroep verknocht. Of wanneer "de
vijanden van het liegen," zoo als Nieuwland de makelaars aardig noemde,
"dewijl het in geen duizend jaren gebeurt, dat zij iemand willens en
wetens bij den neus nemen," wanneer zij salarieren, dan kiezen zij
jongelui, arm genoeg om afhankelijk te blijven. De eersten nemen zij
slechts, wanneer zij ter uitbreiding hunner zaken, om het klimmen hunner
jaren, of uit welken hoofde dan ook, een' hulp verlangen, of naar een
opvolger omzien;--de laatsten moeten jonge menschen zijn, die hun nooit
in de wielen kunnen rijden; die tot altoosdurende slavernij zijn
gedoemd. Ik wil niet beweren, dat de kring der aspiranten, ten gevolge
dier inlichting, voor uwen blik bekrimpt; maar ge zult mij toestemmen,
dat het getal dergenen, die kans hebben, zich zonder vermogen in deze
loopbaan eene eervolle onafhankelijkheid te verwerven, klein, bitter
klein wordt. Bovendien,--er is in de onderstelling, van welke wij
uitgingen, "dat een makelaar geen fonds behoeft," iets zoo overonnoozels,
dat de broeders van den gilde ons zouden uitlagchen, als wij haar een
oogenblik voor goede munt aannamen. Wie niet durft, wie niet wil, wie
niet kan inkoopen "voor zijn' meester," dat is, eer hij een kooper
heeft,--wie niet "lipt," luidt de technieke term--wat heeft de sukkel
te doen? Hij verliest zijn eerstehandshuizen, die heden aan hunne
buitenlan
|