FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158  
159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   >>   >|  
goed en kwaad, dat den mensch aan god gelijk maakt".... "Geen enkel stoffelijk schepsel is begaafd met eigen aktiviteit, behalve ik. Men kan mij dit bestrijden, maar ik voel dat het zoo is en dit gevoel is sterker dan de rede die het bestrijdt. Ik heb een lichaam waarop de andere lichamen inwerken en dat op hen inwerkt, maar mijn wil is onafhankelijk van mijn zintuigen; ik geef toe of ik weersta, ik word overwonnen of ik ben overwinnaar, en ik voel zeer goed in mijzelven wanneer ik doe wat ik heb willen doen, en wanneer ik toegeef aan mijn hartstochten." Dood-eenvoudig, bijna armelijk is, ontdaan van het poetisch bijwerk en de gevoels-exaltatie, de theologie van Rousseau. Innerlijk gevoel en geweten zijn de beide vleugels waarop de ziel stijgt tot god, vrijheid en onsterfelijkheid. Al het andere: dogma's, openbaring, Christus als middelaar, erfzonde en verzoening, is verdwenen, niets behouden als dit aller-algemeenste: de boven-natuurlijke sanktie der moreele, dat is der maatschappelijke verplichtingen. Wat is dit geloof in zijn wezen anders, als de, van alle philosophische spitsvondigheden en diepzinnigheden ontdane, leer van Kant? Gelijk Kant heft Rousseau 't weten op, om plaats te maken voor 't gelooven; gelijk Kant laat hij de rede buiten spel, om het geloof te grondvesten in innerlijk gevoel en geweten. Gelijk Kant geeft hij aan de stem in ons, die gebiedt plicht te volgen ook tegen neiging in, een bovenzinnelijken oorsprong. Gelijk Kant is Rousseau overtuigd, dat de mensch niet vermag de dingen te kennen. "Wij zijn," zegt de "Vicaire Savoyard," "van alle kanten door ondoordringbare geheimnissen omgeven; wij gelooven ze te onthullen door middel van het verstand, maar doen het slechts door middel der verbeelding.... Klein onderdeel van een geheel waarvan de grenzen ons ontgaan, en dat zijn maker aan onze dwaze krakeelen overlaat, zijn wij ijdel genoeg om te willen beslissen wat dit geheel op zich zelven is, en wat wij met betrekking er toe zijn." Stemt dit niet volkomen overeen met de uitspraak van Kant, dat alle tijdelijke en ruimtelijke dingen slechts verschijningen zijn, en wij het werkelijk bestaan, het _Ding an sich_ niet vermogen te kennen? Maar, zoo het geloof aan een abstract en schimmig God bij Rousseau en bij Kant uit dezelfde sociale wortel ontsprong, het groeide in beide uit tot een geheel ander ding door de groote verschillen in hun persoonlijken aanleg. Hun beider theisme is de laatste uit
PREV.   NEXT  
|<   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158  
159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   >>   >|  



Top keywords:

Rousseau

 

Gelijk

 
gevoel
 

geloof

 

geheel

 

geweten

 

slechts

 

kennen

 

willen

 

dingen


gelijk

 

wanneer

 

mensch

 

gelooven

 

middel

 

andere

 
waarop
 

onthullen

 

Vicaire

 

Savoyard


verstand

 

kanten

 

aanleg

 

omgeven

 
persoonlijken
 

geheimnissen

 

ondoordringbare

 
bovenzinnelijken
 

gebiedt

 
theisme

plicht
 
laatste
 

grondvesten

 

innerlijk

 

volgen

 

beider

 

vermag

 
overtuigd
 
oorsprong
 

neiging


grenzen

 
bestaan
 
werkelijk
 

verschijningen

 

overeen

 

uitspraak

 
tijdelijke
 

ruimtelijke

 

groeide

 

wortel