FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157  
158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   >>   >|  
financiers: die hadden geen God noodig, die konden hem missen, want zij waren machtig en maatschappelijk op 't punt te triomfeeren, zij schreven hun wil aan koningen voor, voor hen bestonden geen grenzen meer van goed en kwaad; zij konden uitgroeien, heerschen, genieten. Maar niet Rousseau en niet de kleinburgers noch de boeren van het land en de arbeiders der steden. Hoe beklemd leefden zij tusschen machten, de hunne ver, ver overtreffend! Waren zij geen speelbal van het lot? Niet machteloos tegen onrecht, niet onderdrukt? En nog was hun tijd niet gekomen, om op te staan en het juk af te schudden. Juist zoo voelde Rousseau zich ook: beklemd door over- machtig onrecht. Hoe dikwijls had hij zich zoo gevoeld sedert de eerste smartelijke ervaring van Bossey! Altijd had hij het goede gezocht, en hoeveel leed was zijn deel geweest, hoeveel miskenning en verdriet! Het heil, de expansie die hem in de werkelijke wereld ontzegd was, verplaatste hij in de boven-zinnelijke; de gerechtigheid die voor hem uitbleef op aarde, zou hem in een ander leven alles vergoeden. "Mijn vriend," schreef hij aan een kennis uit Geneve, "ik geloof aan God, en God zou niet rechtvaardig zijn zoo mijn ziel niet onsterfelijk ware." "Zoo ik geen ander bewijs had van de onsterfelijkheid der ziel als de triomf van den booze en de onderdrukking van den rechtvaardige in deze wereld," spreekt de "Vicaire Savoyard," "zou dit op zichzelven mij beletten te twijfelen. Ik zou tegen mij zelf zeggen: alles is niet gedaan voor ons met dit leven, alles wordt hersteld na den dood." Dit gevoel: behoefte aan steun op moreel gebied en aan troost over het slechte leven, is de grondslag van zijn gods-geloof, dat hij in de laatste boeken van de "Nouvelle Heloise" en in de belijdenis van den "Vicaire Savoyard" heeft uitgesproken. Het innerlijk gevoel en het geweten zijn de beide pijlers van dit geloof. De mensch is tweeslachtig, in hem leeft een dubbel beginsel: door het eene is hij onderworpen aan de kracht der zinnen, door het andere is hij vrij. In de diepten der ziel is een aangeboren beginsel van gerechtigheid en deugd, waarnaar wij de daden beoordeelen als goed of slecht: dit beginsel is het geweten. God heeft dit beginsel in den mensch neergelegd: het is voor zijn ziel, wat het instinkt is voor het lichaam; het is "het goddelijk instinkt, de onstoffelijke en hemelsche stem, de zekere gids van een wezen, beperkt, maar vrij en met rede begaafd, onfeilbaar rechter van
PREV.   NEXT  
|<   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157  
158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   >>   >|  



Top keywords:

beginsel

 
geloof
 

beklemd

 

wereld

 

gevoel

 

onrecht

 
mensch
 
geweten
 

hoeveel

 

gerechtigheid


Savoyard

 

instinkt

 

konden

 

machtig

 

Vicaire

 
Rousseau
 

onderdrukking

 
moreel
 

twijfelen

 

behoefte


gebied

 

troost

 

triomf

 
slechte
 

zeggen

 

rechtvaardige

 

hersteld

 

gedaan

 
zichzelven
 

beletten


spreekt

 

neergelegd

 
lichaam
 

goddelijk

 

slecht

 

waarnaar

 
beoordeelen
 
onstoffelijke
 

hemelsche

 

begaafd


onfeilbaar
 

rechter

 

beperkt

 

zekere

 

aangeboren

 

belijdenis

 

uitgesproken

 
innerlijk
 

onsterfelijkheid

 
Heloise