n prachtgewaad en met kransen op het hoofd,
vervolgens de beelden der goden, sommige gedragen, andere in prachtig
versierde wagentjes, daarna de kampvechters, ieder in zijn bijzonder
kostuum. Langzaam gaat de processie voort. Het is een schoon en
indrukwekkend gezicht, en lokt een eindeloos gejubel uit.
De ontvangst der athleten is bijzonder luidruchtig, want er is niemand
onder de toeschouwers, die niet op hen gewed heeft, al is het nog zoo
weinig. Men roept hen bij hunne namen, men werpt hun bloemen en kransen
toe. De vierspannen sluiten den optocht. De fiere rossen, de prachtige
wagens boeien aller oogen, de menners niet minder. Hunne fijne wollen
tunica's, kort en zonder mouwen, zijn van de hun toegewezen kleuren. Een
man te paard begeleidt iederen wagen, behalve dien van Ben-Hur. Deze had
om de eene of andere reden, misschien uit wantrouwen, voor die eer
bedankt. De andere menners dragen een helm, hij niet.
De toeschouwers staan op van hunne zitplaatsen, men juicht, men jubelt,
en een regen van bloemen daalt neer op de paarden, de wagens, de menners.
Alle aanwezigen, mannen, vrouwen en kinderen, dragen een strikje op de
borst, of in het haar, de kleur van een der menners, maar ofschoon alle
kleuren vertegenwoordigd zijn, voeren wit, en rood met goud, den
boventoon. De oorzaak hiervan is te zoeken in het nationaliteitsgevoel.
De buitenlieden: Syriers, Joden en Arabieren, hopen den Jood te zien
zegepralen. De burgers van Antiochie en de Romeinen rekenen er op den
Romein als overwinnaar uit het strijdperk te zien treden. De Grieken
zijn verdeeld tusschen den Corinthier en den Athener. De steden
Byzantium en Sidon zijn schaars vertegenwoordigd.
Naarmate de stoet voorttrekt neemt de geestdrift toe. Messala! Messala!
Ben-Hur! Ben-Hur! weerklinkt het luider en luider, en toen men eindelijk
de arena door de Porta Pompea verliet, wist Ben-Hur dat zijn gebed
verhoord was. Het Oosten wachtte in spanning den uitslag af van zijn
strijd met Messala.
* * * * *
DERTIENDE HOOFDSTUK.
DE AFRIT.
Te drie uur des namiddags volgens onze tijdrekening was het grootste
gedeelte van het programma afgeloopen. De wedren alleen moest nog
gehouden worden. Maar eerst zou er een pauze zijn, opdat de toeschouwers
zich wat zouden kunnen verfrisschen. De deuren werden geopend, de
meerderheid stroomde naar buiten, om zich in de nabijgelegen winkels van
het noodige te voorzien. Zij, die liever bleve
|