Bacchus, ik ben moe!
--Waar zijt gij geweest? vraagde Messala.
--Overal. Wat een menigte menschen is er op de been! Het zal morgen in
den circus ongenaakbaar zijn.
--Hebt gij ook iets bijzonders gezien?
--Neen.
--Zoo? zeide Cecilius. Gij vergeet dien optocht van Witten.
't Is waar ook. Wij kwamen een langen stoet Witten tegen met een banier.
Maar ... hahaha!
--Ga voort, zeide Messala. Wat verder?
--Och, 't was een partijtje Arabieren, en wat Joden uit Jeruzalem. Dat
was alles.
--Neen, Messala, zeide Cecilius. Drusus is bang om uitgelachen te
worden, maar ik niet alzoo.
--Welnu, spreek gij dan.
--Wel, wij hielden den troep staande, en--
--En vraagden of zij een weddenschap met ons wilden aangaan, viel Drusus
zijn vriend lachend in de rede. Een jongen stapte naar voren, en zei ja.
Ik nam mijn tafeltje en zeide: Op wien woudt gij wedden? Op Ben-Hur, den
Jood, antwoordde hij. Toen zeide ik: Om hoeveel zullen wij wedden? Hij
antwoordde ... hahaha! O, Messala, ik moest zoo lachen, 't was zoo gek,
hahaha!
Messala keek Cecilius vragend aan, en deze zeide: een sikkel;--welke
mededeeling een luid en algemeen gelach veroorzaakte.
--En wat deed Drusus? vraagde Messala.
--Natuurlijk bedankte hij voor de eer.
Bij de deur ontstond eenig rumoer, dat al sterker en sterker werd en
zelfs Cecilius deed opstaan, om te gaan zien wat de reden kon zijn.
Luide kreten van: Een witte! een witte! klonken hem tegen.
Hierheen, hierheen! riepen sommigen.
De spelers verlieten hun spel, de slapers ontwaakten, wreven zich de
oogen uit, haalden hunne tafeltjes voor den dag en naderden den kring,
die zich om den vreemdeling gevormd had.
--Ik bied u....
En ik....
--Ik ... schreeuwden zij door elkander.
De persoon, die zoo stormachtig begroet werd, was niemand anders, dan de
Jood van Cyprus, door wien Ben-Hur allereerst van Simonides gehoord had.
Hij was in het wit gekleed, en trad beleefd groetend vooruit. Langzaam
en statig ging hij naar de middeltafel, zette zich neder en wuifde met
de hand. Een kostbaar juweel aan zijnen vinger bracht niet weinig bij
tot het verkrijgen van de gewenschte stilte.
--Romeinen, edele Romeinen, ik groet u, zeide hij.
--Die is leuk! zeide Drusus. Wie is hij?
--Een Jood--Sanballat heet hij, leverancier aan het leger, woont in
Rome, geducht rijk geworden door leveranciers, die hij nooit levert. Hij
zint altijd op kwaad, maar ditmaal zullen wij hem in zijn eigen strikken
|