gezegd heb, op mijn eerewoord, u vordert
te veel. Dat is geen handel. Ik verzoek u dringend er iets af te doen,
al is het ook maar een kleinigheid."
"Hebt gij de zaak dan al beklonken of nog niet?" vroeg Lewin aan
Oblonsky; "indien gij het al eens zijt, is er niets meer aan te doen,
anders koop ik uw bosch."
De lach verdween van Rjaebinins gelaat, dat nu aan een havik, een
roofdier deed denken. Vlug knoopte hij met zijn knokkelige vingers den
jas los, zoodat de stalen knoopen van zijn vest en zijn horlogeketting
zichtbaar werden en haalde een oude, dikke brieventasch te voorschijn.
"Hier is het geld! Het bosch is mijn," sprak hij, terwijl hij snel een
kruis maakte en de hand uitstak. "Neem u het geld, het bosch behoort
mij. Zoo handelt Rjaebinin, hij kibbelt niet om kopeken," sprak hij
stroef en waaide met zijn brieventasch, alsof 't een waaier was.
"Ik zou me in je plaats niet overhaasten," sprak Lewin.
"Maar ik heb mijn woord al gegeven," antwoordde Oblonsky.
Lewin verliet het vertrek en sloeg de deur achter zich toe. Rjaebinin
zag hem na en schudde het hoofd. "Zoo is de jeugd! Definitief niets
als kinderwerk! Want ik, geloof mij, ik koop alleen om de eer, opdat
men zeggen zal, dat Rjaebinin en niemand anders het bosch van vorst
Oblonsky koopt. God weet, dat ik er geen voordeel bij heb. Bij God,
dat is de waarheid. En nu verzoek ik u beleefd, laat ons schrijven
het contract...."
Een uur later besteeg de handelaar met tot aan den hals toegeknoopten
jas en het contract in den zak zijn met ijzer en leder beslagen
wagentje en reed naar huis.
"Ach, die heeren!" zeide hij tot den klerk, "de een is al even lastig
als de ander!"
"Ja, zeker," antwoordde de klerk, terwijl hij zijn heer de
teugels overgaf: "Kan ik u met deze zaak geluk wenschen, Michael
Ignatjewitsch?"
"Zoo zoo! La la!"
XV.
De zakken wel gevuld met bankbiljetten, begaf Stipan Arkadiewitsch
zich naar boven. Hij was in de beste stemming en wilde Lewins slechte
luim ook verdrijven. Hij wenschte, dat de dag met het avondeten even
prettig eindigde als hij begonnen was.
Lewin was echter slecht gestemd, hoeveel moeite hij zich ook gaf
vriendelijk en voorkomend jegens zijn gast te zijn. De tijding, dat
Kitty nog niet getrouwd was, verbijsterde en overweldigde hem. De
dwaze verkoop van het bosch, het bedrog, waarvan Oblonsky de dupe
was geweest, en de gedachte, dat dit juist in zijn huis had moeten
gebeuren, verdroten hem.
"Zoo,
|